1.2Naar aanleiding van een signaal dat eiser meermalen zou zijn gesignaleerd als bestuurder van een dure auto (een [auto]) heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. De bevindingen bij dit onderzoek zijn neergelegd in de handhavingsrapportage van 13 april 2015. Uit deze rapportage blijkt onder meer het volgende.
Eiser heeft verweerder in de periode dat hij bijstand ontving niet door middel van wijzigingsformulieren geïnformeerd over relevante wijzigingen in zijn (financiële) situatie. Deze wijzigingsformulieren zijn hem wel maandelijks ter beschikking gesteld.
Bij verweerder was bekend dat eiser beschikte over een bankrekening met nummer [rekening] (hierna: bankrekening 1), maar eiser heeft niet doorgegeven dat hij tevens beschikte over een bankrekening met nummer [rekening] (hierna: bankrekening 2). Verweerder heeft dit in 2013 reeds geconstateerd en eiser gevraagd om een toelichting. De vader van eiser heeft toen in een brief opgemerkt dat het ging om een slapende rekening, die in het verleden was geopend omdat bankrekening 1 tijdelijk was geblokkeerd.
Verweerder heeft afschriften opgevraagd van beide bankrekeningen over de gehele periode van bijstandsverlening. Met betrekking tot bankrekening 1 blijkt uit deze afschriften onder meer dat eiser in de periode dat hij bijstand ontving € 1.164,13 contant op de rekening heeft gestort,
€ 2.695,- heeft ontvangen van [betrokkene], € 4.280,50 heeft overgemaakt aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en in totaal voor € 1.922,- heeft gepind bij diverse benzinestations. Met betrekking tot bankrekening 2 blijkt onder meer dat eiser in deze periode in totaal € 42.248,97 contant op de rekening heeft gestort, € 21.005,01 heeft ontvangen van [betrokkene], € 1.509,- heeft betaald aan het CJIB, in totaal voor € 7.745,56 heeft gepind bij diverse benzinestations, in totaal € 27.707,70 contant heeft opgenomen bij pinautomaten in Nederland en in totaal € 1.965,72 contant heeft opgenomen bij pinautomaten in het buitenland. Voorts blijkt uit de afschriften dat eiser op 4 oktober 2012 een betaling van € 14.000,- van Holland Casino heeft ontvangen op bankrekening 2 en dat hij dit bedrag dezelfde dag heeft overgemaakt naar [betrokkene]. Tenslotte blijkt eveneens uit de afschriften dat [betrokkene] op 9 oktober 2012 een bedrag van € 10.700,- aan eiser heeft overgemaakt en dat eiser dit bedrag dezelfde dag grotendeels heeft betaald aan Domeinen Roerende Zaken.
Verweerder heeft in de periode van december 2014 en januari 2015 heimelijke waarnemingen verricht in de omgeving van de woningen van zowel eiser als [betrokkene], gericht op de aanwezigheid van de auto met kenteken [auto]. Deze auto is daarbij nimmer aangetroffen.
Op 23 februari 2015 heeft er een verhoor van eiser plaatsgevonden. De sociaal rechercheurs hebben daarbij onder meer de bevindingen van het onderzoek aan eiser voorgehouden. Eiser heeft zich daarbij consequent beroepen op zijn recht om te zwijgen. Op dezelfde dag heeft voorts een verhoor van de vader van eiser plaatsgevonden, die zich daarbij eveneens consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen. [betrokkene] is tweemaal verzocht om op het politiebureau te verschijnen teneinde als getuige te worden gehoord, maar zij heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit 2 overwogen dat er in de te beoordelen periode onder meer sprake is geweest van veelvuldige kasstortingen en bijschrijvingen met een terugkerend of periodiek karakter, veelvuldige pintransacties bij benzinestations, veelvuldige pintransacties buiten de woonplaats van eiser, verblijven in het buitenland, een storting van
€ 14.000,- door Holland Casino, een betaling van € 10.622,50 aan Domeinen Roerende zaken voor de aanschaf van een Volkswagen Polo, die op naam van [betrokkene] is gezet, hoge aflossingen aan het CJIB en beschikking over de auto met kenteken [auto], terwijl eiser deze zaken nimmer heeft gemeld. Door voorts ten tijde van het onderzoek door de Sociale Recherche geen verklaring te geven voor de onregelmatigheden op de bankafschriften en evenmin op andere wijze inzicht te verschaffen in zijn financiële situatie, heeft eiser volgens verweerder de inlichtingenverplichting geschonden. Volgens verweerder kan als gevolg van deze schending niet worden vastgesteld of eiser in de te beoordelen periode in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, op basis van het advies van de Commissie Bezwaarschriften Neder-Betuwe (hierna: de adviescommissie), het bezwaar tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
3. In beroep stelt eiser zich allereerst op het standpunt dat diverse van de door verweerder genoemde omstandigheden (zoals de transacties bij benzinestations en buiten de eigen woonplaats, het betalen van hoge aflossingen aan het CJIB en het kunnen beschikken over de auto met kenteken [auto]) niet vallen onder de inlichtingenverplichting, omdat deze omstandigheden niet van invloed zijn op het recht op bijstand. Eiser merkt in dat verband op dat deze omstandigheden uitsluitend laten zien hoe de ontvangen uitkering door eiser wordt uitgegeven. Verweerder suggereert hiermee wel dat er sprake zou zijn van onderliggende feiten die wél onder de inlichtingenverplichting vallen, maar deze suggestie wordt niet nader onderbouwd.
In de tweede plaats stelt eiser zich op het standpunt dat sommige omstandigheden mogelijk weliswaar onder de inlichtingenverplichting vielen, maar dat het recht op bijstand wel degelijk nog altijd kan worden vastgesteld. Eiser merkt daarbij op dat de stortingen op zijn bankrekeningen gokwinsten of leningen betreffen, maar geen inkomsten. De gokwinsten werden voorts direct weer verkwanseld.
Tenslotte stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de voorgaande stellingen, die in bezwaar ook reeds waren ingenomen. Het bestreden besluit is daarmee volgens eiser onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.