Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
“Dat de compensatieplicht van artikel 4 van de bestaande Wmo niet in dezelfde vorm terugkeert in het wetsvoorstel, betekent, zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag in antwoord op een vraag van de leden van de fractie van het CDA uitvoerig heb onderbouwd, op geen enkele manier dat het wetsvoorstel de burgers minder rechtszekerheid biedt over de ondersteuning waarop zij van de kant van de gemeente kunnen rekenen. Het college is en blijft nadrukkelijk gebonden aan de wettelijke verplichting (artikel 2.3.5, derde en vierde lid) om iemand van wie wordt vastgesteld dat hij niet op eigen kracht of met hulp van naasten en algemene voorzieningen in staat is tot zelfredzaamheid en participatie, een passende maatwerkvoorziening toe te wijzen.”
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 27 februari 2015, voor zover de huishoudelijke hulp aan eiser met ingang van 1 juni 2015 is verlaagd naar vier uren huishoudelijke hulp en bepaalt dat eiser met ingang van die datum tot 31 december 2016 recht heeft op zes uren huishoudelijke hulp per week in de vorm van een pgb;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 45 aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 992.