In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn ondernemingsverlies door de Belastingdienst voor het jaar 2008. Eiser had aangifte gedaan van een verlies uit onderneming, maar de inspecteur heeft dit verlies vastgesteld op een lager bedrag dan eiser had opgegeven. Eiser heeft in bezwaar een nieuwe winst- en verliesrekening ingediend en bepleit dat hij recht heeft op een groter verlies. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hogere verlies gerechtvaardigd is, omdat hij inconsistenties vertoonde in zijn omzetopgaven en geen verklaring kon geven voor de verkoopkosten die hij in zijn herziene winst- en verliesrekening had opgenomen.
Daarnaast heeft eiser ook beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de Belastingdienst op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet tijdig uitspraak heeft gedaan en heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op een dwangsom van € 1.260. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een immateriële schadevergoeding van € 4.000 voor eiser. De rechtbank heeft de zaak in zijn geheel beoordeeld en de beroepen van eiser deels gegrond en deels ongegrond verklaard.