In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2015 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan eiser, exploitant van een coffeeshop, zijn opgelegd voor de jaren 2001 tot en met 2005. De inspecteur van de Belastingdienst had navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een boekenonderzoek, waarbij gebreken in de administratie van eiser werden vastgesteld. Eiser had in zijn aangiften voor de jaren 2001 tot en met 2005 lagere winsten opgegeven dan de inspecteur op basis van zijn schattingen had berekend. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur voor de jaren 2001 tot en met 2003 beschikte over nieuw feiten die navordering rechtvaardigden, maar dat dit voor het jaar 2004 niet het geval was. De rechtbank oordeelde dat de administratie van eiser niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), waardoor de omkering van de bewijslast gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de boetes die aan eiser waren opgelegd gematigd en een immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser gegrond, vernietigde de navorderingsaanslag voor het jaar 2004 en handhaafde de navorderingsaanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2003 en 2005, met verminderde boetes.