ECLI:NL:HR:2001:AB2314
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en waarborgen EVRM
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 december 1999, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 11.835, met een verhoging van honderd procent, waarvan de Inspecteur tot vijftig procent kwijtschelding heeft verleend. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de verhoging gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep, voor zover het de boete betreft, en tot verwijzing naar een ander gerechtshof. De Hoge Raad behandelt de middelen van belanghebbende, waarbij onder andere wordt ingegaan op de waarborgen die voortvloeien uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur recht had om gegevens en inlichtingen te vorderen van belanghebbende, en dat de weigering om deze te verstrekken niet kan worden gerechtvaardigd met een beroep op de genoemde verdragen.
Daarnaast wordt ingegaan op de eisen die artikel 6, lid 1, EVRM stelt in het geval van een 'criminal charge', en de gevolgen daarvan voor de boete-oplegging. De Hoge Raad concludeert dat de verklaring van belanghebbende over de aanschafprijs van kantoormeubilair niet gebruikt mag worden voor de boete-oplegging, en dat de omkering en verzwaring van de bewijslast in dit geval niet in strijd is met het EVRM of het IVBPR. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond.