Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[Verzoeker 2],
1.De procedure
2.De beoordeling
‘Het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord moet worden gegoten in de mal van een schuldsaneringsverzoek (art. 28a lid 1 juncto 284 lid 1 Fw). Het verzoekschrift moet dan ook gepaard gaan met een art. 285 Fw-verklaring.’
‘Zoals we hiervoor zagen, dient het verzoek ex art. 287a Fw op grond van het eerste lid gegoten te worden in een verzoekschrift als bedoeld in art. 284 lid 1 Fw. Voor een dergelijk verzoek geldt, anders dan voor een eis in kort geding, geen verplichte procesvertegenwoordiging en is ook geen griffierecht verschuldigd. Daar staat tegenover dat een vordering in kort geding niet hoeft te voldoen aan de vereisten die in art. 285 Fw aan het verzoekschrift voor toelating tot de schuldsaneringsregeling worden gesteld en dat tegen de uitspraak in kort geding meteen hoger beroep kan worden ingesteld.’
Tevens wordt in overweging 2.19 verwezen de hiervoor bij 2.2. vermelde memorie van antwoord van de minister.