ECLI:NL:RBGEL:2014:2751
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van het maatmaninkomen van een zelfstandig ondernemer met een Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die samen met zijn broer een tegelzettersbedrijf dreef in de vorm van een vennootschap onder firma (VOF), heeft in beroep de beslissing van verweerder aangevochten die zijn WGA-uitkering vaststelde op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35-45%. De broer van eiser was in de jaren 2008 en 2009 wegens ziekte niet in staat om te werken, en zijn Ziektewetuitkering werd als winst van de VOF verantwoord. Eiser stelde dat de gehele winst van de VOF in die jaren door hem was verdiend, omdat zijn broer niet werkte, en dat dit niet correct was meegenomen in de berekening van zijn maatmaninkomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de berekening van het maatmaninkomen terecht is uitgegaan van de door de Belastingdienst aanvaarde nettowinst van de VOF over de jaren 2007 tot en met 2009. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rondom de ziekte van de broer van eiser geen bijzondere situatie vormden die aanleiding gaf om van deze hoofdregel af te wijken. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en geconcludeerd dat de door verweerder vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 59,89% correct was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.