Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer] ,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat het voornemen tot overdracht ongeldig was, omdat het was ondertekend door een onbevoegd persoon, en dat hij niet in staat was geweest om zijn zienswijze naar behoren in te dienen, wat zijn belangen zou hebben geschaad. De rechtbank oordeelde dat het voornemen geen rechtshandeling was, maar een mededeling van feitelijke aard, en dat de ondertekening niet de rechtsgevolgen van het besluit beïnvloedde. Eiser had de gelegenheid om zijn zienswijze in te dienen, en de rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit door de bevoegde minister was genomen.
Daarnaast betoogde eiser dat zijn medische omstandigheden, waaronder transgender zijn en hiv-positief zijn, hem bijzonder kwetsbaar maakten en dat overdracht aan Oostenrijk zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat zijn medische situatie zou verslechteren door overdracht en dat de medische voorzieningen in Oostenrijk vergelijkbaar waren met die in Nederland. Eiser had ook niet voldoende onderbouwd dat Nederland het meest geschikte land was voor zijn behandeling. De rechtbank concludeerde dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling had genomen en verklaarde het beroep ongegrond.