1.2.Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest vanwege de
zorgwekkende veiligheidssituatie in Jemen.
Eiser vreest daarnaast voor rekrutering door de Houthi’s. De Houthi’s zijn twee keer bij het huis van eiser langs geweest op zoek naar hem en eisers broertje. Ze wilden eiser en zijn broertje onder dwang meenemen. Na de eerste keer zijn eiser en zijn broertje gevlucht. Vervolgens hebben de Houthi’s bij een huisinval een wapen gericht op eisers moeder. Aan eisers moeder is mondeling medegedeeld dat eiser en zijn broertje gedwongen moesten worden gerekruteerd. Volgens eiser hebben de Houthi’s het op hem gemunt vanwege de werkzaamheden van zijn vader in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE).
Het standpunt van verweerder
2. Volgens verweerder is de asielaanvraag van eiser gebaseerd op twee asielmotieven:
a. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. de problemen met de Houthi’s.
Verweerder vindt het eerste asielmotief geloofwaardig, maar gelooft eisers verklaringen over het tweede asielmotief niet. Eiser heeft de gestelde problemen met de Houthi’s niet met objectieve documenten onderbouwd. Niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c en d, van de Vw.
Eisers verklaringen over de rekrutering door de Houthi’s komen niet overeen met de informatie in het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van augustus 2022 en van september 2023, waaruit blijkt dat dat de meeste rekruten analfabeet waren en dat zij afkomstig waren uit de armste lagen van de bevolking. Ook vindt verweerder eisers verklaringen over de rekrutering niet logisch, omdat het niet geloofwaardig is dat de Houthi’s na de twee huisbezoeken nooit meer zijn teruggekomen om eiser te zoeken.
Eiser heeft verder geen goede verklaring gegeven waarom hij zich in Nederland niet zo spoedig mogelijk heeft gemeld om een asielaanvraag in te dienen. Eiser is immers op 5 januari 2023 Nederland ingereisd en heeft zich pas op 8 augustus 2023 gemeld voor het doen van een asielaanvraag.
Verweerder volgt eiser niet in het betoog dat er sprake is van de meest uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, (15c) van de Kwalificatierichtlijn. Er is geen sprake van humanitaire gevolgen die het gevolg zijn van specifiek en doelbewust handelen of nalaten door bij een gewapend conflict betrokken partijen met de bedoeling om catastrofale humanitaire omstandigheden te creëren als oorlogsmethodiek. Met de door eiser naar voren gebrachte individuele omstandigheden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Ook met wat eiser verder naar voren heeft gebracht, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij vluchteling is dan wel dat hij een risico loopt op ernstige schade.
Nu eiser zich niet zo spoedig mogelijk na binnenkomst in Nederland bij de autoriteiten heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw als kennelijk ongegrond afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden
De geloofwaardigheid van de gestelde rekrutering door de Houthi’s
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet
geloofwaardig heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Houthi's.
Eiser heeft dat uitgebreid en geloofwaardig onderbouwd. De door betrokkene
gestelde gedwongen rekrutering door de Houthi’s vormt een samenhangend, logisch
en aannemelijk geheel en eisers verklaringen daarover komen overeen met de beschikbare landeninformatie. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser is uitgegaan van een hypothetisch scenario van gedwongen scheiding van zijn minderjarige broer en dat hij geen verschoonbare reden zou hebben gehad om niet direct in Nederland asiel aan te vragen. Volgens eiser is het geen hypothetisch scenario, omdat het inmiddels algemeen bekend is dat verweerder zich niets aantrekt van de familieband tussen meerderjarige en minderjarige kinderen van hetzelfde gezin en dat verweerder gebruik maakt van de mogelijkheden die de Dublinverordening dan biedt, ook als dat betekent dat kinderen van elkaar gescheiden worden. Eiser wijst op artikel 8 van de Dublinverordening en op de mogelijkheid dat hij en zijn broer van elkaar zouden worden gescheiden. Aan eiser is geadviseerd om dat te vermijden en daarmee had hij goede redenen om zich in Nederland niet direct te melden. Volgens eiser is daarom voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw zodat aan eiser het voordeel van de twijfel had moeten worden gegund en zijn verklaringen geloofwaardig hadden moeten worden bevonden.