In deze zaak hebben eisers, Syrische vreemdelingen, op 13 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 17 juni 2024 afgewezen. Eisers hebben hiertegen op 25 juni 2024 beroep ingesteld. Op 18 april 2025 heeft de minister de afwijzing ingetrokken en aangegeven dat opnieuw op de aanvragen zal worden beslist. Eisers hebben de rechtbank verzocht om de beroepen inhoudelijk te behandelen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de ingetrokken besluiten. De rechtbank heeft de beroepen om te zetten naar een beroep wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen en een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eisers.