ECLI:NL:RBDHA:2025:8568
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak met betrekking tot rechterlijke dwangsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling in het kader van een asielprocedure. Eiser had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Bij hetzelfde besluit verleende de minister eiser ambtshalve een verblijfsvergunning regulier en stelde de hoogte van de rechterlijke dwangsom wegens niet tijdig beslissen vast op € 2.800,-. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de hoogte van de dwangsom en de uitbetaling daarvan. Echter, op 26 februari 2025 heeft eiser de rechtbank laten weten dat de hoogte van de dwangsom niet meer in geschil was en dat hij het beroep had ingetrokken, met een verzoek om proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat de bestuursrechter onbevoegd was om kennis te nemen van het geschil over de vaststelling of uitbetaling van de rechterlijke dwangsom. De rechtbank stelde vast dat de bevoegdheid tot het nemen van deze beslissing niet aan het publiekrecht ontleend was, waardoor de bestuursrechter geen oordeel kon geven over de vraag of de minister aan eiser tegemoetgekomen was. Eiser moest zich in dit geval tot de burgerlijke rechter wenden. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling dan ook afgewezen.