ECLI:NL:RBDHA:2025:7695
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag van een Syrische eiser met betrekking tot Polen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Syrische eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 21 augustus 2024, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 21 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder zich afmeldde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de verweerder de gelegenheid te geven te reageren op aanvullende gronden die door de eiser zijn ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Polen niet meer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat Polen zijn internationale verplichtingen nakomt en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank concludeert dat de minister van Asiel en Migratie terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen, en dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus en is openbaar gemaakt op 6 mei 2025.