ECLI:NL:RBDHA:2025:7269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL24.44703 en NL24.44704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Jemenitische eiser afgewezen wegens ongeloofwaardige tolkwerkzaamheden en veiligheidsrisico's in Jemen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 april 2025, wordt het beroep van een Jemenitische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die in 2013 uit Jemen is vertrokken en in India heeft gestudeerd, heeft op 1 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 22 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank beoordeelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van de eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister de problemen van de eiser als tolk ongeloofwaardig heeft geacht, omdat de verklaringen van de eiser niet voldoende onderbouwd waren met objectieve documenten. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de humanitaire situatie in Jemen en dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en oordeelt dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt de minister in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 2.721,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.44703 en NL24.44704
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 1 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 oktober 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Khabote als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2013 uit Jemen is vertrokken om in India te studeren en in 2018 heeft besloten niet meer terug te keren naar Jemen omdat een studiegenoot bij terugkeer is verdwenen of gerekruteerd bij de Houthi’s. Hij heeft vanaf 2019 gewerkt als tolk voor gewonden militairen uit Jemen die voor medische hulp naar India kwamen. De Houthi’s waren het niet eens met zijn werkzaamheden en hebben volgens eiser zijn vader hierom bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer gearresteerd te worden door de regering, omdat hij als tolk werkzaam is geweest in India. Eiser vreest ook dat hij door de regering of de Houthi’s gedwongen zal worden deel te nemen aan de oorlogssituatie in Jemen, omdat hij hoogopgeleid is.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) problemen vanwege werkzaamheden als tolk.
4. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar de problemen vanwege eisers werkzaamheden als tolk niet. Redengevend hiervoor is dat eiser zijn verklaringen over zijn problemen vanwege zijn werkzaamheden als tolk niet volledig heeft onderbouwd met objectieve documenten en daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. Ook vormen zijn verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat de verklaringen over de inhoud van de bedreiging summier zijn en de verklaringen over de gevolgen van de bedreiging ongerijmd. Op grond van de geloofwaardige elementen kan eiser volgens verweerder niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze elementen onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] . Volgens verweerder is eisers vrees voor rekrutering niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele omstandigheden een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld in Jemen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond en daarbij een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft de problemen van eiser wegens zijn werkzaamheden als tolk ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Het is onevenredig dat verweerder het document over de arrestatie van zijn vader niet betrouwbaar vindt omdat daarin het verkeerde aantal kinderen is benoemd. Ook vonden de telefoongesprekken met zijn ouders frequent plaats, waarbij zowel eiser als zijn ouders niet wilden doorvragen en het gesprek vaag bleef voor het geval ze werden afgeluisterd. De vader van eiser heeft tijdens een telefoongesprek gezegd dat hij niet meer naar Jemen terug moet keren. Verder gaat verweerder er ten onrechte vanuit dat de leefsituatie in Jemen minder ernstig is. Daarbij wijst eiser erop dat twee van zijn vrienden vermist zijn geraakt bij terugkeer, zijn broer is overleden en zijn vader wordt vastgehouden. Ook wijst eiser op informatie waaruit blijkt dat de leefsituatie met Cholera wordt bedreigd en dat toegang tot voedsel en humanitaire hulp beperkt is. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer gedwongen gerekruteerd zal worden. Eiser heeft consequent verklaard en er zijn voldoende aanknopingspunten dat er sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld waardoor eiser een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM en artikel 4 van het EU-handvest. In de aanvullende beroepsgronden voert eiser aan dat de werkwijze van verweerder ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met EU-recht. Eiser heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025 [2] , waarin prejudiciële vragen zijn gesteld en verzocht om aanhouding.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Verzoek om aanhouding
7. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd over de werkwijze van verweerder ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door verweerder gehanteerde werkwijze onredelijk, onzorgvuldig dan wel strijdig is met (Europese) wetgeving, richtlijnen of rechtspraak. Door eiser is ook niet geconcretiseerd in welk opzicht de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het EU-recht. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, besloten heeft prejudiciële vragen te stellen over de geloofwaardigheidsbeoordeling, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het verzoek om de zaak aan te houden zal dan ook worden afgewezen.
Geloofwaardigheid
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de problemen die eiser stelt te hebben gehad wegens zijn werkzaamheden als tolk ongeloofwaardig heeft kunnen achten en overweegt hiertoe als volgt.
8.1.
Hieraan heeft verweerder ten grondslag mogen leggen dat de verklaringen van eiser hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, omdat zijn verklaringen over de inhoud van de bedreiging summier zijn. Eiser heeft verklaard dat hij zich niet kon herinneren wanneer zijn vader is bedreigd, alleen dat dit heeft plaatsgevonden in de periode dat eiser werkzaam is geweest als tolk. Ook heeft eiser weinig kunnen vertellen over het verloop en de inhoud van de bedreiging. Eiser heeft daarbij uitgelegd dat zijn vader de details van de bedreiging niet met hem heeft besproken, omdat hij bang was afgeluisterd te worden. Verweerder heeft deze uitleg onvoldoende mogen vinden, omdat eiser ondanks de bedreiging door is blijven werken en omdat deze uitleg berust op een aanname en veronderstelling die niet is onderbouwd. Eiser had gelet op het frequente contact met zijn vader op een later moment ook om meer informatie kunnen vragen over de bedreiging. Ook verder is niet gebleken dat de vader van eiser wegens de werkzaamheden van eiser als tolk problemen heeft ondervonden met de Houthi’s. Het arrestatiedocument van de vader van eiser en de overlijdensverklaring van de broer van eiser heeft verweerder niet kunnen onderzoeken op echtheid. Ten aanzien van het arrestatiedocument heeft verweerder kunnen twijfelen aan de betrouwbaarheid, omdat in het document staat dat de vader van eiser maar één kind heeft, terwijl de broer van eiser op dat moment nog niet was overleden. Ook is niet gebleken hoe de inhoud van deze documenten verband houdt met de problemen van eiser wegens zijn werkzaamheden als tolk. Uit de vertaling van het arrestatiedocument blijkt namelijk dat de vader van eiser is gearresteerd vanwege opruiing. De stelling van eiser dat zijn vader op basis van een valse reden is gearresteerd heeft verweerder zonder onderbouwing onvoldoende mogen vinden.
8.2.
Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat de verklaringen van eiser over de gevolgen van de bedreiging ongerijmd zijn. Eiser heeft verklaard dat hij na de bedreiging van zijn vader door is blijven werken en er geen aandacht meer aan heeft besteed. Ook heeft eiser verklaard dat er zich na de bedreiging geen problemen meer hebben voorgedaan in Jemen vanwege hem. Verweerder heeft de handelswijze van eiser na de gestelde bedreiging ongerijmd kunnen vinden met de angst die hij toeschrijft aan de bedreiging door de Houthi’s.
Reëel risico op ernstige schade
9. De rechtbank heeft zich bij uitspraak [3] van 28 november 2024 uitgelaten over de vraag of verweerder voldoende en op de juiste wijze rekening heeft gehouden met het actuele geweldsniveau en de humanitaire situatie in Jemen. Nu de overwegingen van die uitspraak in onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing zijn, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar die uitspraak.
9.1.
In het verweerschrift van 3 maart 2025 is door verweerder aangegeven dat hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van 28 november 2024. Verweerder heeft verwezen naar het hoger beroepschrift waarin verweerder zich primair op het standpunt stelt dat de rechtbank het bepaalde in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn oprekt door strikt genomen humanitaire omstandigheden als redenen aan te nemen voor het aannemen van de hoogste lat uit het artikel. Subsidiair stelt verweerder dat de slechte humanitaire situatie in Jemen niet hoofdzakelijk te wijten is aan de strijdende partijen.
9.2.
De rechtbank ziet in wat verweerder in de huidige procedure van eiser naar voren heeft gebracht geen aanleiding om anders te oordelen dan in de hiervoor genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 28 november 2024 is gedaan en is van oordeel dat nog steeds niet inzichtelijk is gemaakt hoe de humanitaire situatie is meegewogen in de beoordeling in het kader van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
9.3.
Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Het beroep is reeds hierom gegrond. Verweerder zal in een nieuw besluit (opnieuw) moeten beoordelen en motiveren of eiser door de humanitaire omstandigheden in Jemen een reëel risico loopt op een behandeling of situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM als hij terugkeert. De rechtbank geeft gelet op het voorgaande nog geen oordeel over de vraag of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen verhoogd risico loopt op ernstige schade door willekeurig geweld vanwege de door hem gestelde persoonlijke en individuele omstandigheden. Verweerder zal in het nieuw te nemen besluit de persoonlijke kenmerken en individuele omstandigheden die door eiser naar voren zijn gebracht moeten beoordelen in het licht van de veiligheidssituatie in het gebied waar eiser vandaan komt. [4] Daarbij is in ieder geval relevant dat eiser werkzaam is geweest als tolk, hoogopgeleid is, enkele jaren buiten Jemen heeft verbleven en afkomstig is uit Al Hudayda.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit in strijd is met de motiveringsplicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
11. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,-. [5]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verwijzingsuitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927, r.o. 6.4.
5.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.