ECLI:NL:RBDHA:2025:7002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
NL24.52135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Tanzaniaanse homoseksuele man op basis van geloofwaardigheid van seksuele geaardheid en culturele achtergrond

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Tanzaniaanse man behandeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft op 30 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Hij stelt dat hij in Tanzania wordt gezocht vanwege zijn seksuele geaardheid en betrokkenheid bij de moord op zijn vriend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de seksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft op 1 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit vaag en ongerijmd zijn. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van de eiser, maar dat van hem verwacht mag worden dat hij over zijn gevoelens en ervaringen kan vertellen. De rechtbank wijst erop dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht in stand heeft gehouden, en dat de vrees van de eiser voor besnijdenis van zijn dochters afzonderlijk moet worden beoordeeld in de asielprocedure van zijn echtgenote en kinderen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52135

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers asielaanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vw. [1] Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat hij in Tanzania wordt gezocht wegens betrokkenheid bij de moord op zijn vriend [naam vriend] en zijn seksuele geaardheid. De minister heeft eisers homoseksuele gerichtheid en de daardoor ontstane problemen niet geloofwaardig geacht. De rechtbank is het met de minister eens en komt tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond in stand kan blijven.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 30 juli 2021 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Tanzaniaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel is en voelt zich aangetrokken tot mannen. Hij is in december 2009 in Tanzania in zijn huis aangevallen door onbekenden, terwijl hij samen met zijn vriend [naam vriend] [achternaam 1] was. [naam vriend] is hierbij overleden. Eiser heeft weten te ontsnappen. In Tanzania wordt eiser gezocht wegens betrokkenheid bij de moord op [naam vriend] en vanwege zijn seksuele geaardheid. Eiser vreest bij terugkeer naar Tanzania een gevangenisstraf van 30 jaar omdat hij homoseksueel is. Daarnaast vrees eiser dat de familie van [naam vriend] hem zal vermoorden omdat zij hem verdenken van betrokkenheid bij de dood van hun zoon.
Het bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit (en het daarin ingelaste voornemen van 13 juni 2023) heeft de minister de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Homoseksuele gerichtheid;
3. Problemen vanwege homoseksuele gerichtheid.
3.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Deze aspecten leiden bij terugkeer naar Tanzania niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De minister vindt eisers homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortkomende problemen niet geloofwaardig. Volgens de minister zijn eisers verklaringen hierover vaag en ongerijmd. Daarnaast ontbreken meer specifieke verklaringen over individuele gebeurtenissen waardoor eiser onvoldoende zijn persoonlijke verhaal naar voren heeft gebracht.
Het standpunt van eiser
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen verschillende overwegingen van de minister beroepsgronden ingediend. Deze beroepsgronden bespreekt de rechtbank hieronder.
Verwijzing naar zienswijze
5. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar hetgeen hij in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht is de rechtbank van oordeel dat een verwijzing daarnaar onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op moet ingaan. Het is aan eiser om in beroep concreet aan te gegeven waarom de reactie van de minister op de zienswijze volgens hem niet juist of niet toereikend is. De rechtbank richt zich dus alleen op wat eiser in zijn beroepschrift concreet heeft aangevoerd en zal daar, voor zover van belang, hierna op ingaan.
Culturele achtergrond en beperkingen
6. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond en de leeftijd waarop hij zich bewust werd van zijn seksuele gerichtheid. Verder voert eiser aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij niet goed kan spreken over zijn gevoelens. Hij wijst in dit verband op WI [2] 2019/17 [3] en de uitspraak van de Afdeling [4] van 26 april 2023 [5] , waarin is geoordeeld dat het enkel noemen dat rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond en beperkingen onvoldoende is.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de minister onvoldoende rekening zou hebben gehouden met zijn culturele achtergrond en beperkingen. De minister heeft in de besluitvorming eisers referentiekader afzonderlijk uiteengezet en benoemd. Zij heeft, gelet op het referentiekader, bij de beoordeling van welk gewicht toekomt aan de antwoorden van eiser op de vragen die over zijn geaardheid zijn gesteld, in lijn met WI 2019/17 rekening gehouden met zijn culturele achtergrond en dat het lastig kan zijn om over de gestelde gerichtheid te spreken [6] . De minister heeft mogen stellen dat ondanks eisers culturele achtergrond van hem verwacht mag worden dat hij over zijn gevoelens en ervaringen kan vertellen. Zij heeft daarbij mee mogen wegen dat tegenover de culturele achtergrond – namelijk de Tanzaniaanse context waarin homoseksualiteit taboe is – staat dat eiser ten tijde van het gehoor al dertien jaar in Europa verbleef en een groot deel van zijn leven in een andere culturele context bewoog. In het verweerschrift heeft de minister, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2024 [7] , terecht gesteld dat verwacht mag worden van eiser dat hij, gezien de omstandigheden over zijn homoseksuele gerichtheid in zijn land van herkomst, hierin over zijn gevoelens en gedachtes met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid kan verklaren. Eiser heeft niet nader onderbouwd of geconcretiseerd op welke punten onvoldoende rekening zou zijn gehouden met zijn culturele achtergrond. Dat eiser stelt dat hem dan niet kan worden tegengeworpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft verklaard over zijn gevoelens, volgt de rechtbank niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij inzicht kan geven in zijn ervaringen en gevoelens en wat dat voor hem betekent, met name nu hij afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet is geaccepteerd en strafbaar is. Daar komt bij dat niet is gebleken dat eiser zijn asielrelaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen tijdens de gehoren vanwege zijn culturele achtergrond. Dat eiser op de zitting stelt dat mogelijk sprake is van misverstanden en dat hij over andere dingen spreekt dan wat aan hem tijdens de gehoren wordt gevraagd, slaagt niet. De minister heeft op de zitting toegelicht dat tijdens de gehoren is doorgevraagd over eisers gestelde seksuele gerichtheid en wat hij in Tanzania heeft meegemaakt, en dat eiser daarover onvoldoende inzicht heeft gegeven. Zij heeft in dit verband opgemerkt dat de culturele aspecten bij de beoordeling zijn meegenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid
7. Eiser voert – kort gezegd – aan dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig is.
7.1.
De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt en zal hieronder uitleggen waarom zij oordeelt dat de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is.
7.2.
Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid [8] . De minister moet daarbij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in de WI 2019/17 genoemde thema’s in hun onderlinge samenhang en in het licht van de overige verklaringen en eventueel overgelegd bewijsmateriaal bezien [9] .
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen over de realisatie dat hij homoseksueel is, vaag en ongerijmd zijn. In het bestreden besluit, en in het voornemen van 13 juni 2023, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. Zij heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat eiser in het nader gehoor wisselend en ongerijmd heeft verklaard over het moment van besef [10] . Eisers verklaringen over hoe hij zich voelde toen hij erachter kwam dat hij basha was [11] , heeft de minister algemeen en onpersoonlijk mogen vinden. Dat eiser stelt dat hij het moeilijk vindt om zijn diepere gevoelens te beschrijven, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Uit de gehoren en de besluitvorming blijkt dat de minister rekening heeft gehouden met de moeite die eiser heeft om over zijn gevoelens te praten. Daarbij heeft de minister mogen stellen dat eiser niet in staat is om diepere gevoelens te beschrijven, maar ook dat hij er niet in is geslaagd om consistent te vertellen, zonder tegenstrijdigheden of ongerijmdheden. Ook heeft de minister daarbij kunnen stellen dat het eiser niet lukt om een persoonlijk verhaal naar voren te brengen als het gaat om zaken die gaan over zijn diepere gevoelswereld [12] . Daar komt bij dat sprake is van te weinig beleving van eisers seksuele geaardheid. Eiser vervalt vrij snel in een beschrijving van seksuele handelingen die hij met mannen heeft gehad. Dat eiser stelt dat zijn verklaringen over de realisatie dat hij homoseksueel is niet vaag en ongerijmd zijn, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals de minister in het verweerschrift stelt, bieden eisers verklaringen dat zijn homoseksualiteit een strijd is, verboden is in de islam, en dat homoseksualiteit fijn en iets is waar eiser plezier aan heeft en dat het een sterk gevoel is, onvoldoende inzicht in zijn persoonlijke beleving bij de omgang met zijn seksuele gerichtheid. Daartoe heeft de minister mogen opmerken dat in de gehoren uitvoerig is geprobeerd om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van eiser, maar dat hij zeer oppervlakkig en summier hierover heeft verklaard. Dit kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
7.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn acceptatie van zijn seksualiteit, vaag en onpersoonlijk zijn. Daarbij heeft de minister mogen stellen dat eiser met de zin ‶Ik
weet dat er een moment was dat ik dacht dat ik nu eenmaal zo ben en dat ik accepteer wie ik ben″, geen inzicht geeft in zijn gevoelens daarover en geen uitleg is voor zijn wisselende verklaringen over de acceptatie van zijn seksualiteit. Dat eiser stelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat hij niet zo goed over zijn gevoelens kan spreken, heeft de minister niet hoeven volgen. Uit de besluitvorming blijkt dat de minister daarmee voldoende rekening heeft gehouden. [13] De verwijzing door eiser op de zitting naar zijn verklaringen over zijn proces van bewustwording op pagina 25, onderaan, van het nader gehoor, maakt het niet anders. Dat geldt ook voor eisers stelling dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen en culturele achtergrond. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat daarover onder 6.1 is overwogen. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 [14] , kan hem niet baten. Zoals de minister in het verweerschrift stelt, is door eiser geen rapport van Bureau Kleurkracht overgelegd en kan hij niet volstaan met een verwijzing naar een andere uitspraak die ziet op een andere persoon. Nog los daarvan, is dat rapport te algemeen van aard voor eiser om daarmee zijn gestelde homoseksuele geaardheid te onderbouwen.
7.5.
Daarnaast heeft de minister aan eiser mogen tegenwerpen dat het feit dat hij zich heeft laten verleiden door zijn echtgenote, en het feit dat hij nu drie dochters met haar heeft, ongerijmd zijn. De minister heeft daarbij onder meer mogen stellen dat eisers verklaringen dat zijn echtgenote hem als homoseksuele man kon verleiden en ervoor kon zorgen dat hij op haar viel, niet rijmt met zijn andere verklaringen. De stelling van eiser dat geen sprake is van onduidelijkheid en dat dit de situatie is, heeft de minister onvoldoende mogen vinden. De minister heeft in het bestreden besluit op pagina’s 4 tot en met 6 deugdelijk gemotiveerd waarom aan eiser de relatie met zijn echtgenote kan worden tegenworpen en dat niet duidelijk is wat eiser geheimhoudt voor zijn echtgenote.
7.6.
De minister heeft eveneens aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen over zijn relatie met [naam vriend 2] en [naam vriend] [achternaam 2] , vaag en ongerijmd zijn en niet overtuigen. In het bestreden besluit [15] , en in het voornemen [16] , heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. De enkele verwijzing van eiser naar de zienswijze, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op wat eiser in de zienswijze daarover naar voren heeft gebracht.
7.7.
De minister heeft tevens aan eiser kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen over de betrapping door de moeder van [naam vriend] , niet overtuigen. Daarbij heeft de minister mogen stellen dat eiser enerzijds verklaart dat de moeder van [naam vriend] niet blij was, hen uitschold en zelfs bij de politie aangifte wilde doen, maar dat eiser en [naam vriend] tegelijkertijd wel vrienden mochten blijven en elkaar mochten blijven zien nadat zij ontkenden homoseksueel te zijn. Dit is door de minister deugdelijk gemotiveerd in het bestreden besluit uitgelegd. Wat eiser daarover in beroep aanvoert, onder verwijzing naar de zienswijze, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen.
7.8.
De minister heeft ook aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen over LHBTIQ+-organisaties in Europa, summier zijn. In het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft de minister voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom zij dat vindt. Dat eiser stelt dat hij niet verplicht is om contact te hebben met LHBTIQ+-organisaties in Europa, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Zoals de minister in het verweerschrift stelt, gaat het om een integrale beoordeling waarbij alle van belang zijnde omstandigheden dienen te worden betrokken.
Problemen door de homoseksuele geaardheid
8. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft de minister eisers gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig mogen vinden. Omdat eisers gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig is, heeft de minister ook de gestelde problemen als gevolg van eisers geaardheid (relevant element 3) niet geloofwaardig mogen achten. Dit is overigens deugdelijk gemotiveerd in het bestreden besluit uitgelegd. De verwijzing van eiser naar algemene bronnen van informatie, waaruit blijkt dat dit soort aanvallen vaker voorkomen, heeft de minister onvoldoende mogen vinden. Het door eiser overgelegde arrestatiebevel, afgegeven op 25 juli 2018, kan hem niet baten. Nog daargelaten dat niet vaststaat of sprake is van een authentiek arrestatiebevel, heeft de minister mogen stellen dat de verklaringen van eiser over het arrestatiebevel niet overtuigen en dat zijn verklaringen niet overeenkomen met de inhoud van het arrestatiebevel. De rechtbank volgt de motivering die de minister daarvoor in het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft gegeven. Dat wat in beroep nog naar voren is gebracht, kan aan deze motivering niet afdoen.
Gezinsleven
9. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Tanzania vreest voor besnijdenis van zijn dochters.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser genoemde omstandigheid afzonderlijk dient te worden beoordeeld in de asielprocedure van zijn echtgenote en kinderen. De minister heeft erop gewezen dat de rechtbank bij uitspraak van 7 februari 2025 [17] het beroep van eisers echtgenote en zijn kinderen gegrond heeft verklaard vanwege een motiveringsgebrek ten aanzien van de herkomstbepaling. De minister heeft op de zitting toegelicht dat in de zaak van eisers echtgenote en de kinderen dient te worden beoordeeld of sprake is van familieleven en indien dat zo is, of zij met eiser terug kunnen naar Tanzania of Somalië. Zolang de kinderen van eiser niet naar Tanzania of Somalië hoeven, hebben zij niet te vrezen voor besnijdenis.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank komt tot het oordeel dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft en dat hij terug dient te keren naar Tanzania. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Werkinstructie.
3.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie pagina 2 van het voornemen, laatste alinea, en pagina 3, eerste alinea, van het voornemen.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:300.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
10.Blz. 14 en 26 van het nader gehoor.
11.Blz. 27 van het nader gehoor.
12.Blz. 15 van het nader gehoor.
13.Blz. 6 van het voornemen en blz. 2 van het bestreden besluit.
15.Blz. 7 en 8 van het bestreden besluit.
16.Blz. 5 tot en met 7 van het voornemen.
17.NL24.49261.