ECLI:NL:RBDHA:2025:6686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL24.32022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving wijziging identiteitsgegevens in asielprocedure van minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een minderjarige vreemdeling, eiser, die bezwaar had gemaakt tegen een kennisgeving van de wijziging van zijn identiteitsgegevens. Eiser, geboren op [datum 1] 2008, had op 17 april 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van eiser tegen de wijziging van zijn geboortedatum, die was aangepast van [datum 1] 2008 naar [datum 2] 2004, kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser stelde dat deze wijziging verstrekkende gevolgen had voor zijn asielprocedure en dat hij hierdoor in zijn belangen werd geschaad. De rechtbank oordeelde dat de kennisgeving van de wijziging van identiteitsgegevens geen appellabel besluit was en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechtstreeks in zijn belangen werd getroffen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van griffierecht definitief toe, omdat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De rechtbank concludeerde dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32022

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Coenen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 op zitting behandeld in Breda, tezamen met de zaak met zaaknummer AWB 24/15597. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2008 en de Kameroense nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 17 april 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarop nog niet is beslist. Bij het indienen van zijn asielaanvraag heeft eiser verklaard te zijn geboren op [datum 1] 2008. Eiser is geschouwd door zowel de IND [1] als AVIM. [2] Bij beide schouwen is geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Verweerder heeft Dublinonderzoeken in Italië, Luxemburg en België opgestart, omdat sprake was van meerdere Eurodac-hits. De Belgische autoriteiten hebben laten weten dat in België een medisch leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden en dat daaruit is gebleken dat eiser meerderjarig is. Als gevolg daarvan staat eiser met de geboortedatum [datum 2] 2004 geregistreerd in België. Verder is gebleken dat eiser in Luxemburg ook geregistreerd is met de geboortedatum [datum 2] 2004 en dat hij in Italië geregistreerd is met de geboortedatum [datum 2] 2008. Naar aanleiding van deze informatie heeft verweerder op 30 mei 2024 een kennisgeving verzonden, waarin de geboortedatum van eiser is gewijzigd van [datum 1] 2008 naar [datum 2] 2004.
3. Eiser heeft op 10 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het aanpassen van de leeftijd geen handeling is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het discussiepunt over de geboortedatum van eiser nog wel wordt meegenomen bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiser.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling [3] heeft in de uitspraak van 18 december 2024 geoordeeld dat een kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens in beginsel niet appellabel is, [4] maar in die uitspraak heeft de Afdeling slechts een beperkt aantal gevolgen van de kennisgeving betrokken. Eiser wijst erop dat in het geval van een minderjarige vreemdeling de wettelijk vertegenwoordiger/raadsman in staat wordt gesteld om bij het nader gehoor aanwezig te zijn, deze persoon ook aan het eind van het nader gehoor vragen mag stellen of opmerkingen mag maken, de gehoren worden afgenomen door personen die opgeleid zijn om rekening te houden met de behoeften van minderjarigen, bij het horen (en beslissen) rekening wordt gehouden met de minderjarige leeftijd en verweerder onderzoek moet doen naar adequate opvangmogelijkheden in het land van herkomst. De kennisgeving waarbij de geboortedatum van eiser is gewijzigd, heeft dus verstrekkende gevolgen voor eiser. Eiser wijst hierbij op het arrest Darboe en Camara van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarin gewezen wordt op de bijzondere kwetsbaarheid en de specifieke behoeften ven het kind. [5] Als eiser de onjuistheid van de wijziging van de geboortedatum pas in een beroep tegen de beslissing op zijn asielaanvraag aan de orde kan stellen, is geen sprake van een effectief rechtsmiddel. Eiser is dan immers al gehoord en hij zal in een lastigere bewijspositie zitten. Daarnaast staat dan ook al op voorhand vast dat verweerder geen voortvarend onderzoek heeft verricht naar adequate opvangmogelijkheden in het land van herkomst. Verder wijst eiser op twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 25 juli 2023 [6] en 6 september 2024 [7] en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 11 april 2024. [8]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Griffierecht
5. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Kennisgeving
6. Bij uitspraak van 18 december 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, [9] maar geen appellabele beslissing in de zin van artikel 6:3 van de Awb. De kennisgeving is namelijk een beslissing ter voorbereiding op het besluit op de asielaanvraag. Daarom staat tegen de kennisgeving geen bezwaar open, tenzij de vreemdeling door de kennisgeving rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door de kennisgeving. Ten aanzien van de waarborgen tijdens de gehoren en het betrekken van eisers leeftijd bij de interpretaties van zijn verklaringen voor het nog te nemen asielbesluit, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser tegen het besluit op zijn asielaanvraag kan opkomen voor wat betreft zijn gestelde minderjarigheid. Als eiser gevolgd wordt in zijn gestelde minderjarigheid, dan zal verweerder opnieuw eiser moeten horen en een besluit op de asielaanvraag moeten nemen, waarbij hij rekening zal moeten houden met de minderjarigheid van eiser. Ook zal verweerder in dat geval onderzoek moeten doen naar adequate opvang voor eiser in zijn land van herkomst. Indien eiser dan meent dat dit onderzoek onvoldoende voortvarend wordt verricht, kan hij daartegen een rechtsmiddel aanwenden.
Conclusie
8. Verweerder heeft gelet op het voorgaande het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Immigratie- en naturalisatiedienst.
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Arrest van 21 juli 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUD000579717.
9.Algemene wet bestuursrecht.