In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische asielzoeker tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 26 juli 2022 kennisgegeven dat de leeftijd van de eiser was aangepast naar 2003, gebaseerd op informatie uit Bulgarije. In het bestreden besluit van 5 december 2022 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.J. Riesebos, heeft hiertegen beroep ingesteld. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.D. Albarda.
Tijdens de zitting op 4 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser stelde dat hij van Syrische nationaliteit is en geboren op 2004. Hij had eerder een asielaanvraag ingediend, waarop hem een vergunning was verleend. De staatssecretaris betoogde dat de kennisgeving van de leeftijdswijziging geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het geen wijziging van de rechtspositie van de eiser teweegbracht. De rechtbank oordeelde echter dat de kennisgeving wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, omdat het rechtsgevolgen heeft voor de juridische status van de eiser.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De kennisgeving van de leeftijdswijziging heeft namelijk invloed op de rechtspositie van de eiser, zoals het recht op opvang en begeleiding. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtsgevolgen van de kennisgeving in acht moeten worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674,-.