ECLI:NL:RBDHA:2024:14400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
AWB 24.6932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake leeftijdswijziging van asielzoeker en belangenafweging

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de wijziging van zijn identiteitsgegevens door de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker, die op 10 januari 2024 een asielaanvraag indiende, heeft verklaard dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2008. De minister heeft echter zijn geboortedatum gewijzigd naar [geboortedatum 2] 2000, waardoor verzoeker als meerderjarig wordt aangemerkt. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar dit bezwaar is door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld, dat nog loopt.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker als meerderjarig geregistreerd staat, wat hem uitsluit van de procedurele waarborgen die gelden voor minderjarige asielzoekers. Dit kan schadelijk zijn voor zijn ontwikkeling en welbevinden.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de belangenafweging in het voordeel van verzoeker valt. Hij wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, wat betekent dat de oorspronkelijke geboortedatum van verzoeker moet worden gehanteerd totdat op het beroep is beslist. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot en is openbaar uitgesproken op 6 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/6932

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. F. Hoppenbrouwer, als waarnemer van mr. F. Jansen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de wijziging van zijn identiteitsgegevens door de minister. Met dat verzoek vraagt hij de voorzieningenrechter om de minister op te dragen om hem te behandelen alsof hij minderjarig is.
1.1.
Verzoeker heeft op 10 januari 2024 een asielaanvraag ingediend en daarbij verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2008. De minister heeft bij kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens van 27 februari 2024 de geboortedatum van verzoeker gewijzigd naar [geboortedatum 2] 2000. Verzoeker heeft op 15 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen de leeftijdswijziging door de minister. Op 22 maart 2024 heeft de minister het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker op 17 april 2024 beroep ingesteld. Deze beroepszaak loopt nog. [2]
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2024 op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter legt dat hierna uit.
De rechtsvragen in de bodemzaak
4. Verzoeker heeft op 10 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Daarbij heeft hij verklaard te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2008 en dus ten tijde van de asielaanvraag minderjarig te zijn. Verzoeker is niet in het bezit van identificerende documenten. Verzoeker is met toepassing van de werkinstructie (WI 2023/6) geschouwd door zowel de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) als de gehoormedewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), waarbij is geconcludeerd dat verzoeker evident meerderjarig is. Vervolgens heeft de minister, nadat hij in het kader van de Dublinverordening een onderzoek heeft opgestart, op 13 februari 2024 van de Italiaanse autoriteiten het bericht ontvangen dat verzoeker daar is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum 2] 2000, waaruit zou blijken dat verzoeker meerderjarig zou zijn. Daarom is de geboortedatum met een kennisgeving aangepast naar [geboortedatum 2] 2000. Verzoeker is het niet eens met deze leeftijdswijziging en hij heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De minister heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld.
5. Verzoeker betoogt dat hij vanwege de leeftijdswijziging door de minister ten onrechte wordt behandeld als meerderjarig. Door deze leeftijdswijziging zal verzoeker in een opvangvoorziening voor meerderjarigen worden geplaatst en heeft hij geen recht meer op een voogd, 24-uursbegeleiding en onderwijs. Verzoeker wijst verder nog op de gevolgen in het kader van nareis, de Dublinprocedure en gevolgen in de asielprocedure. De gemachtigde van verzoeker heeft tijdens de zitting betoogd dat zolang verzoeker ten onrechte als meerderjarig geregistreerd staat, hij geen toegang heeft tot procedurele waarborgen die gelden voor minderjarigen tijdens een gehoor, zoals speciale medewerkers en een andere vraagstelling. Verzoeker verwacht dat spoedig een gehoor zal worden gehouden in de asielprocedure. Het ontbreken van deze waarborgen zal schadelijk zijn voor verzoeker voor de ontwikkeling en het welbevinden van verzoeker. Verzoeker heeft tijdens de zitting toegelicht dat tegen het COa een bezwaarprocedure loopt tegen de overplaatsing naar de meerderjarigen opvang en het COa heeft toegezegd gedurende deze bezwaarprocedure niet tot overplaatsing zal overgaan. Verzoeker heeft erop gewezen dat er ieder moment een beslissing in die procedure genomen kan worden en hij daarom geen zekerheid heeft dat hij niet op korte termijn alsnog naar de meerderjarigen opvang zal worden verplaatst.
Spoedeisend belang
6. De minister betwist dat verzoeker een (spoedeisend) belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Daartoe voert hij aan dat de door verzoeker gevreesde gevolgen nog niet zijn ingetreden. De minister voert ook aan dat de door verzoeker gevreesde gevolgen geen directe gevolgen zijn van de leeftijdswijziging, omdat het COa een eigen verantwoordelijkheid heeft en zelf een beoordeling maakt of de vreemdeling in de meerderjarige opvang wordt geplaatst. De minister stelt zich daarnaast op het standpunt dat de keten gaat vastlopen wanneer een voorlopige voorziening standaard wordt toegewezen na een leeftijdswijziging. In dat geval vinden er meer gehoren plaats van minderjarigen, waarbij andere waarborgen gelden.
7. De voorzieningenrechter volgt de minister niet in dat betoog. Zolang verzoeker als meerderjarig geregistreerd staat, heeft hij geen toegang tot de procedurele waarborgen die bestaan voor een minderjarige asielzoeker. Niet valt uit te sluiten dat het ontbreken van deze procedurele waarborgen schadelijk zal zijn voor de ontwikkeling en het welbevinden van verzoeker. De minister heeft ter zitting bevestigd dat verzoeker als meerderjarige behandeld zal worden tijdens de gehoren. De minister kon ter zitting niet aangegeven wanneer er een gehoor zal plaatsvinden en kon ook niet toezeggen dat gewacht wordt met de gehoren op de behandeling van het beroep. Nu verzoeker in feite ieder moment kan worden onderworpen aan een gehoor zonder dat daarbij de waarborgen voor een minderjarige asielzoeker zijn getroffen moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter de voor het treffen van een voorziening vereiste spoedeisendheid worden aangenomen. Dit betekent dat in het midden kan blijven of de aangekondigde overplaatsing door het COa, het niet langer recht hebben op een voogd en onderwijs en andere wijzigingen die in de keten (kunnen) plaatsvinden (in)directe gevolgen zijn van de leeftijdswijziging die de minister in haar administratie heeft doorgevoerd.
Belangenafweging
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de bodemzaak verschillende rechtsvragen aan de orde zijn. In geschil is in de eerste plaats of het bericht over de leeftijdsbepaling een besluit is in de zin van de algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep open staat. [3] Daarnaast is in geschil of een leeftijdsschouw een geschikt instrument is om de leeftijd van een gestelde minderjarige te onderzoeken en of mag worden uitgegaan van een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat van de Europese Unie. Deze laatste vraag zal in oktober door deze rechtbank in een meervoudige kamer worden behandeld. Dit zijn beide complexe rechtsvragen, die nader onderzoek vergen in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een afweging van de belangen van verzoeker en de minister in het kader van de verzochte voorlopige voorziening.
8.1.
De belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoeker. Het verzoek strekt ertoe dat de leeftijdsregistratie van [geboortedatum 1] 2008 wordt aangehouden totdat op het beroep is beslist en verzoeker gedurende die tijd als minderjarige wordt aangemerkt. Het is voorzienbaar dat verzoeker, door de wijziging in de leeftijdsbepaling, in zijn belangen wordt geschaad. Het gehoor van minderjarigen wordt namelijk gevoerd op een manier die is aangepast aan de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de belasting van de minderjarige. [4] Dit betekent onder meer dat er extra aandacht is voor de manier van vragen stellen door specifieke hoormedewerkers. Zolang verzoeker als meerderjarig geregistreerd staat, heeft hij geen toegang tot deze procedurele waarborgen. De minister heeft niet betwist dat het ontbreken van deze waarborgen schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling en het welbevinden van een minderjarige verzoeker. De voorzieningenrechter weegt mee dat de wijziging in leeftijdsregistratie aanzienlijk is, omdat verzoeker niet langer wordt behandeld als een 15-jarige, maar als een volwassene. De voorzieningenrechter vindt toewijzing van het verzoek voor de minister daarentegen niet zeer ingrijpend. Toewijzing van het verzoek komt, zoals hierboven overwogen, slechts neer op dat er in de asielprocedure extra waarborgen gelden voor verzoeker, zonder dat wordt vooruitgelopen op de uitkomst van het beroep. Het standpunt van de minister dat de keten vastloopt wanneer een voorlopige voorziening standaard wordt toegewezen na een leeftijdswijziging, omdat er bij het horen van minderjarigen andere waarborgen gelden, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. De minister heeft dit niet nader onderbouwd en kon desgevraagd ook geen enkele indicatie geven om hoeveel zaken en verzoeken tot een voorlopige voorziening er liggen na een leeftijdswijziging door de minister. De voorzieningenrechter gaat er daarnaast vanuit dat elke zaak op zijn eigen merites worden beoordeeld. Mochten er in een andere zaak meer gegevens zijn over de gevolgen voor de keten, dan kan de voorzieningenrechter in die zaak deze laten meewegen bij zijn of haar oordeel. De minister heeft verder geen zwaarwegende belangen aan zijn zijde gesteld die spreken tegen een toewijzing van de voorlopige voorziening inhoudende verzoeker te behandelen als een minderjarige. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan het belang van verzoeker een doorslaggevend gewicht toe. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook toe.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst gelet op wat is overwogen het verzoek toe. Het treffen van een voorlopige voorziening betekent dat de leeftijdsregistratie vooralsnog moet worden gehanteerd op [geboortedatum 1] 2008 totdat op het beroep is beslist en dat verzoeker gedurende die tijd als minderjarige moet worden behandeld.
9.1.
Omdat het verzoek van verzoeker wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de minister in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van de proceskosten van verzoeker op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat de leeftijdsregistratie vooralsnog moet worden gehanteerd op [geboortedatum 1] 2008 totdat op het beroep is beslist en dat verzoeker gedurende die tijd als minderjarige moet worden behandeld;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2024.
griffier
rechter

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie zaak AWB 24/6931.
3.Deze vraag zal worden behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Paragraaf C1/2.11 van de Vreemdelingencirculaire 2000.