ECLI:NL:RBDHA:2025:6678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
AWB 24/15597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing naar opvangvoorziening voor meerderjarigen door het COa en de zorgvuldigheid van de besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt minderjarig te zijn, en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COa), dat hem heeft overgeplaatst naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen. Eiser, geboren op [datum 1] 2008, heeft op 17 april 2024 een asielaanvraag ingediend. Na een leeftijdsregistratie door de staatssecretaris, waarbij zijn geboortedatum is gewijzigd naar [datum 2] 2004, is hij overgeplaatst naar een meerderjarigenopvang. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze overplaatsing, maar het COa heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 maart 2025 en heeft geoordeeld dat het COa zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft een geboorteakte overgelegd die door Bureau Documenten als echt is bevonden, maar de rechtbank oordeelt dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel. De rechtbank concludeert dat het COa voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de opvangvoorzieningen voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden bieden voor begeleiding. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat de overplaatsing naar de meerderjarigenopvang in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/15597

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Coenen)
en

het bestuur van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Beurden).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de overplaatsing naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025 in Breda, tezamen met de zaak NL24.32022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2008 en de Kameroense nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 17 april 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarop nog niet is beslist. Vanwege de gestelde minderjarigheid is eiser door verweerder geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen.
3. Na het indienen van de asielaanvraag is eiser geschouwd door de IND [1] en AVIM. [2] Bij beide schouwen is geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. De staatssecretaris [3] heeft Dublinonderzoeken in Italië, Luxemburg en België opgestart. Gebleken was dat eiser in België, Italië en Luxemburg met uiteenlopende geboortedatums geregistreerd staat. De in België geregistreerde geboortedatum van [datum 2] 2004 is gebaseerd op een aldaar uitgevoerd leeftijdsonderzoek. Op 30 mei 2024 heeft de staatssecretaris de geboortedatum van eiser gewijzigd van [datum 1] 2008 naar [datum 2] 2004.
4. Naar aanleiding van de gewijzigde leeftijdsregistratie heeft verweerder eiser op 14 juni 2024 overgeplaatst naar een opvang voor meerderjarigen. Op 10 juli 2024 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt. Hangende het bezwaar heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij in afwachting van de uitkomst van het bezwaar in een opvangvoorziening voor minderjarigen wordt geplaatst. Bij uitspraak van 24 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen. [4]
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat zij eiser mocht overplaatsen en dat hierbij in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling [5] van 15 mei 2024 [6] is gehandeld. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiser navraag gedaan bij de minister. Eiser heeft na zijn overplaatsing een geboorteakte overgelegd. Uit de memo van de minister van 17 juli 2024 blijkt dat de overgelegde geboorteakte voor de minister geen aanleiding is om te twijfelen over de leeftijdswijziging. Verweerder heeft het standpunt van de minister gevolgd. Daarbij heeft verweerder benadrukt dat de minister verantwoordelijk is voor de leeftijdsbepaling en dat het niet aan verweerder is om te toetsen of de minister het leeftijdsonderzoek goed heeft gedaan. Verder heeft verweerder overwogen dat maatwerk aangeboden kan worden indien eiser behoefte heeft aan begeleiding.
6. Eiser voert het volgende aan. Verweerder heeft een eigen verantwoordelijkheid om een standpunt te vormen over de leeftijdsbepaling van eiser. Hierbij wijst eiser op de Afdelingsuitspraak van 15 mei 2024 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 25 juni 2024. [7] In het geval van eiser geldt het vermoeden van minderjarigheid nog steeds als uitgangspunt. Eiser heeft een echt bevonden geboorteakte overgelegd. Door het standpunt van de minister hierover te volgen, miskent verweerder dat zij een eigen verantwoordelijkheid heeft om te voorkomen dat een minderjarige vreemdeling in een meerderjarigenopvang wordt geplaatst. Verweerder heeft dan ook niet voldaan aan de uitspraak van 15 mei 2024. Verder ziet eiser niet in waarom verweerder zich niet zou kunnen uitlaten over het standpunt van verweerder dat een geboorteakte geen identificerend document is. Uit informatie van DT&V [8] blijkt namelijk dat de Kameroense autoriteiten met een geboorteakte de identiteit en nationaliteit kunnen vaststellen en dus dat aan dit document wel degelijk waarde wordt toegekend. Ook verwijst eiser in dit kader naar een rapport van USDOS van 28 september 2022 en een rapport van German Federal Office van 22 september 2022.
7. Bij het verweerschrift heeft verweerder een aanvullende memo van de minister overgelegd, gedateerd 5 maart 2025. Daarin overweegt de minister dat de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024 [9] geen aanleiding geeft voor een ander oordeel over de geboortedatum van eiser. In het verweerschrift heeft verweerder nader toegelicht dat geen aanleiding wordt gezien om van het standpunt van de minister over de leeftijdsvaststelling af te wijken. Ook heeft verweerder toegelicht dat eiser op 14 januari 2025 is overgeplaatst naar de ibo [10] , maar dat hij na een week te kennen heeft gegeven daar niet langer te willen verblijven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Zoals overwogen door de Afdeling in de door partijen aangehaalde uitspraak van 15 mei 2024, mag verweerder in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn vastgestelde leeftijd. In dat geval dient verweerder navraag te doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt te vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling.
9. In de bezwaarfase heeft eiser concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel over zijn vastgestelde leeftijd. Hij heeft namelijk een geboorteakte overgelegd die door Bureau Documenten echt is bevonden. Gelet hierop lag het op de weg van verweerder om navraag te doen bij de minister over de leeftijdsbepaling van eiser. Dit heeft verweerder ook gedaan. De minister heeft daarop een memo verstrekt waarin uiteen is gezet waarom de geboortedatum van eiser is gewijzigd en eiser als meerderjarig is aangemerkt. In deze memo is de overgelegde geboorteakte betrokken. Daarover heeft de minister overwogen dat de geboorteakte niet is aan te merken als een identificerend document. In de beroepsfase heeft verweerder een aanvullende memo van de minister overgelegd, waarin onder meer is ingegaan op de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zorgvuldig en in overeenstemming met de Afdelingsuitspraak van 15 mei 2024 gehandeld door de minister om informatie te vragen over de leeftijdsbepaling van eiser en vervolgens een eigen standpunt te vormen over eisers opvangbehoeften. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het oordeel van de minister over de leeftijdsbepaling kan worden gevolgd, nu in de memo’s de door eiser aangevoerde concrete aanknopingspunten voor twijfel zijn betrokken en niet is gebleken dat de minister onzorgvuldig uitvoering heeft gegeven aan staand beleid.
10. Ten aanzien van de opvangbehoeften van eiser is in het bestreden besluit overwogen dat binnen de opvangvoorzieningen voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden bestaan voor extra begeleiding en maatwerk. In beroep is gebleken dat eiser na gesprekken met COa-personeel is overgeplaatst naar een locatie waar 24-uurs begeleiding mogelijk is, maar dat eiser na één week te kennen heeft gegeven daar niet langer te willen verblijven. Verder heeft verweerder toegelicht dat eiser naar school gaat, maar daar regelmatig niet verschijnt. Eiser heeft verder, buiten zijn gestelde minderjarigheid, niet geconcretiseerd wat hij binnen de reguliere opvang tekortkomt in het kader van zijn opvangbehoeften.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit om eiser over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen in stand blijft.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 17 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, per 2 juli 2024 opgevolgd door de minister van Asiel en Migratie (de minister).
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Dienst Terugkeer en Vertrek.
10.Intensief begeleide opvanglocatie.