ECLI:NL:RBDHA:2025:6540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
NL25.16402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende, had op 8 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel was op 3 april 2025 verlengd met maximaal twaalf maanden. Eiser heeft op 8 april 2025 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grondslag voor de bewaring niet is veranderd en dat de verlenging van de maatregel rechtmatig was, ondanks de twijfels van eiser over de bevoegdheid van de ondertekenaar van het verlengingsbesluit. De rechtbank heeft ook overwogen dat de waarborgen uit artikel 5.3 van het Vb niet van toepassing zijn bij verlengingsbesluiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voortduren van de maatregel van bewaring na 4 maart 2025 niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16402

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort. Bij besluit van 3 april 2025 (het verlengingsbesluit) heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd, ingaand op 6 april 2025.
Eiser heeft op 8 april 2025 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Het (aanvullend) beroepschrift van 10 april 2025 is (mede) gericht tegen het verlengingsbesluit van 3 april 2025.
Op 14 april 2025 heeft de rechtbank vragen gesteld aan verweerder en daarbij om een verweerschrift gevraagd.
Verweerder heeft diezelfde dag een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 15 april 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Verwezen wordt naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 17 oktober 2024, 21 november 2024, 27 januari 2025 en 10 maart 2025 op het eerste beroep en de door eiser ingestelde vervolgberoepen. [1] Uit deze uitspraken volgt steeds dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek in het (vervolg)beroep rechtmatig was. Daarom is bij de huidige beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode na 4 maart 2025 van belang.
4. Eiser heeft allereerst in twijfel getrokken dat het verlengingsbesluit bevoegd tot stand is gekomen. Hij voert aan dat het verlengingsbesluit niet voldoet aan artikel 5.3 van het Vb. [2] Zo is onduidelijk wie bij afwezigheid van regievoerder [naam 1] het verlengingsbesluit heeft ondertekend, wat de functie is van die persoon en of diegene bevoegd was het verleningsbesluit te ondertekenen. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank hierover schriftelijk toegelicht en bevestigd dat het verlengingsbesluit, op verzoek van regievoerder [naam 1], rechtsgeldig is ondertekend door een daartoe bevoegde ambtenaar, te weten collega-regievoerder [naam 2]. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
5. Voor zover eiser stelt dat uit het uitreikingsblad van het verlengingsbesluit niet blijkt dat de inhoud van het besluit en de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen schriftelijk in een voor eiser begrijpelijk taal is uitgereikt, faalt het beroep evenzeer. De rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft in haar uitspraak van 3 oktober 2023 geoordeeld dat de waarborgen uit artikel 5.3 van het Vb alleen van toepassing zijn bij het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel en in de situatie waarin de bewaring van de vreemdeling op een andere wettelijke grondslag wordt voortgezet. [3] Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd, waarbij uitdrukkelijk is overwogen dat artikel 5.3, eerste lid, derde volzin, van het Vb niet van toepassing is in het geval van een verlenging van de maatregel. [4]
6. De rechtbank stelt vast dat de grondslag voor de bewaring niet is veranderd. Een opvolgende asielaanvraag van eiser is bij besluit van 25 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder d, van de Vw en de uitzetting van eiser blijft op grond van artikel 3.1, tweede lid, van het Vb niet achterwege. Het indienen van de asielaanvraag heeft dan ook niet geleid tot rechtmatig verblijf voor eiser. De enkele mededeling van eiser tijdens het vertrekgesprek van 9 april dat hij andermaal asiel wil vragen geeft zonder verdere informatie geen aanleiding voor de conclusie dat eiser daaraan wel rechtmatig verblijf ontleent.
7. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de maatregel van bewaring na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit voldoende gemotiveerd dat de langere duur van de bewaring het gevolg is van het feit dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Eiser heeft steeds aangegeven niet te willen vertrekken, hij heeft op 25 maart 2025 een last-minute asielaanvraag gedaan waarvan is geoordeeld dat deze alleen diende om zijn verwijdering te belemmeren of te vertragen en eiser heeft zich op 27 maart 2025 fysiek en verbaal verzet waardoor hij is geweigerd op een voor hem geboekte vlucht naar Algiers.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat (het voortduren van) de maatregel van bewaring na 4 maart 2025 op enig moment onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Vreemdelingenbesluit 2000
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2204.