Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Verwezen wordt naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 17 oktober 2024, 21 november 2024, 27 januari 2025 en 10 maart 2025 op het eerste beroep en de door eiser ingestelde vervolgberoepen.Uit deze uitspraken volgt steeds dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek in het (vervolg)beroep rechtmatig was. Daarom is bij de huidige beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode na 4 maart 2025 van belang.
4. Eiser heeft allereerst in twijfel getrokken dat het verlengingsbesluit bevoegd tot stand is gekomen. Hij voert aan dat het verlengingsbesluit niet voldoet aan artikel 5.3 van het Vb.Zo is onduidelijk wie bij afwezigheid van regievoerder [naam 1] het verlengingsbesluit heeft ondertekend, wat de functie is van die persoon en of diegene bevoegd was het verleningsbesluit te ondertekenen. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank hierover schriftelijk toegelicht en bevestigd dat het verlengingsbesluit, op verzoek van regievoerder [naam 1], rechtsgeldig is ondertekend door een daartoe bevoegde ambtenaar, te weten collega-regievoerder [naam 2]. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
5. Voor zover eiser stelt dat uit het uitreikingsblad van het verlengingsbesluit niet blijkt dat de inhoud van het besluit en de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen schriftelijk in een voor eiser begrijpelijk taal is uitgereikt, faalt het beroep evenzeer. De rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft in haar uitspraak van 3 oktober 2023 geoordeeld dat de waarborgen uit artikel 5.3 van het Vb alleen van toepassing zijn bij het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel en in de situatie waarin de bewaring van de vreemdeling op een andere wettelijke grondslag wordt voortgezet.Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd, waarbij uitdrukkelijk is overwogen dat artikel 5.3, eerste lid, derde volzin, van het Vb niet van toepassing is in het geval van een verlenging van de maatregel.
6. De rechtbank stelt vast dat de grondslag voor de bewaring niet is veranderd. Een opvolgende asielaanvraag van eiser is bij besluit van 25 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder d, van de Vw en de uitzetting van eiser blijft op grond van artikel 3.1, tweede lid, van het Vb niet achterwege. Het indienen van de asielaanvraag heeft dan ook niet geleid tot rechtmatig verblijf voor eiser. De enkele mededeling van eiser tijdens het vertrekgesprek van 9 april dat hij andermaal asiel wil vragen geeft zonder verdere informatie geen aanleiding voor de conclusie dat eiser daaraan wel rechtmatig verblijf ontleent.
7. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de maatregel van bewaring na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit voldoende gemotiveerd dat de langere duur van de bewaring het gevolg is van het feit dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Eiser heeft steeds aangegeven niet te willen vertrekken, hij heeft op 25 maart 2025 een last-minute asielaanvraag gedaan waarvan is geoordeeld dat deze alleen diende om zijn verwijdering te belemmeren of te vertragen en eiser heeft zich op 27 maart 2025 fysiek en verbaal verzet waardoor hij is geweigerd op een voor hem geboekte vlucht naar Algiers.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat (het voortduren van) de maatregel van bewaring na 4 maart 2025 op enig moment onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.