ECLI:NL:RBDHA:2025:3620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL25.8873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting Algerije in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser, die sinds 8 oktober 2024 in vreemdelingenbewaring zit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er nog steeds zicht is op uitzetting naar Algerije. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht is op een redelijke termijn voor uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten en het voeren van een vertrekgesprek met eiser. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser zelf geen inspanningen heeft verricht om zijn vertrek te realiseren. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 4 maart 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 17 oktober 2024. [1] Vervolgens heeft eiser vervolgberoepen ingediend. Verwezen wordt naar de uitspraken van 21 november 2024 en 27 januari 2025. [2] Uit deze laatste uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 22 januari 2025, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Eiser zit sinds 8 oktober 2024 in vreemdelingenbewaring. Op 14 november 2024 is eiser niet verschenen voor zijn presentatie aan de Algerijnse autoriteiten. Eisers nationaliteit is toen wel bevestigd, echter tot op heden is er geen laissez-passer (lp) afgegeven voor eiser door de Algerijnse autoriteiten. Verweerder heeft sindsdien enkel gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. In het geval van eiser is enkel rappelleren niet zinvol en van verweerder mag dan ook verwacht worden dat zij navraag doen bij de Algerijnse autoriteiten wanneer een lp voor eiser wordt afgegeven. Tot slot is bekend dat de Algerijnse autoriteiten geen lp afgeven als zij geen uittreksel hebben van de justitiële documentatie van eiser. Eiser weet niet of verweerder deze heeft verstrekt. Mogelijk is dat de reden waarom er tot op heden nog geen lp is afgegeven.
5. In het algemeen kan niet worden gezegd dat het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat dat voor eiser persoonlijk niet anders was. Niet is gebleken dat de omstandigheden voor eiser sindsdien zijn gewijzigd. Uit het voorgangsrapport volgt dat de aanvraag voor een lp voor eiser nog altijd in behandeling is bij de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd en het blijkt ook niet uit het dossier dat de afgifte van een lp op zich laat wachten om de enkele reden dat de Algerijnse autoriteiten nog in afwachting zijn van de justitiële documentatie op naam van eiser. Daarnaast blijkt uit het op 12 februari 2025 met eiser gevoerde vertrekgesprek dat eiser tot op heden geen inspanningen heeft verricht om zijn vertrek naar Algerije te realiseren. Er kan dan ook niet worden gezegd dat de Algerijnse autoriteiten ondanks volledige medewerking van eiser niet bereid zijn om aan hem een lp te verstrekken.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder nog altijd voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting naar Algerije. Eiser heeft sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep, op 6 februari 2025 gerappelleerd en op 7 februari 2025 heeft de afdeling DIA extra gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. Daarnaast is op 12 februari 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.