ECLI:NL:RBDHA:2025:6493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door Turkse onderdaan in verband met mvv-vereiste
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige beoordeeld. Eiser diende zijn aanvraag in op 27 juli 2023, maar deze werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 25 september 2023, omdat hij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Eiser ging in bezwaar, maar de minister handhaafde zijn afwijzing in een besluit van 9 december 2024.
De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. De kern van de zaak is of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. Aangezien de gronden van eiser identiek zijn aan die in eerdere procedures, komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister is niet verplicht de proceskosten van eiser te vergoeden. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na verzending van deze uitspraak.