ECLI:NL:RBDHA:2025:6476
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door Turkse onderdaan in verband met mvv-vereiste
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. Eiser diende zijn aanvraag in op 11 maart 2024, maar de minister van Asiel en Migratie wees deze af op 4 juni 2024, omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Na een bezwaarprocedure bleef de minister bij zijn afwijzing. Eiser stelde beroep in tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank besloot zonder zitting te oordelen, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank beoordeelt of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser betoogt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. De rechtbank concludeert dat de gronden van eiser overeenkomen met eerdere procedures en dat er geen aanleiding is om van die uitspraken af te wijken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.