ECLI:NL:RBDHA:2025:6471
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. Eiseres diende haar aanvraag in op 6 juni 2023, maar de minister van Asiel en Migratie wees deze af op 19 oktober 2023, omdat zij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Na een bezwaarprocedure bleef de afwijzing in stand, waarop eiseres beroep instelde.
De rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De kern van de zaak was of de minister het mvv-vereiste kon tegenwerpen aan eiseres. Eiseres betoogde dat dit in strijd was met het Turks associatierecht. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat de gronden van eiseres identiek waren aan die in eerdere procedures en dat er geen aanleiding was om van die uitspraken af te wijken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.