ECLI:NL:RBDHA:2025:6470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door Turkse onderdaan
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. Eiser diende zijn aanvraag in op 14 juni 2023, maar de minister van Asiel en Migratie wees deze af op 7 september 2023, omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Na bezwaar bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het beroep van eiser.
De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De kern van de zaak is of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser betoogt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen is afgewezen. De rechtbank concludeert dat de gronden van eiser identiek zijn aan die in eerdere procedures en dat er geen aanleiding is om van die uitspraken af te wijken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister is niet verplicht de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 april 2025.