In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser behandeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, heeft op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 januari 2025 afgewezen, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl de eiser en zijn gemachtigde zich niet hebben laten zien.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De eiser heeft in het verleden in Italië een verzoek om internationale bescherming gedaan, maar is in 2019 naar Nederland gereisd. Tijdens het nader gehoor op 15 januari 2025 heeft de eiser verklaard biseksueel te zijn en problemen te hebben ondervonden in Nigeria vanwege zijn seksuele gerichtheid. De minister heeft echter de identiteit van de eiser ongeloofwaardig geacht, omdat zijn verklaringen inconsistent en niet samenhangend waren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eiser zijn identiteit en biseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
De rechtbank benadrukt dat van de eiser, gezien zijn referentiekader, verwacht mag worden dat hij in staat is om diepgaand en persoonlijk te verklaren over zijn gevoelens en ervaringen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de gestelde problemen die voortvloeien uit de biseksualiteit van de eiser niet geloofwaardig heeft hoeven achten. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.