ECLI:NL:RBDHA:2025:6162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
NL25.4076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van ongeloofwaardige identiteit en biseksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser behandeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, heeft op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 januari 2025 afgewezen, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl de eiser en zijn gemachtigde zich niet hebben laten zien.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De eiser heeft in het verleden in Italië een verzoek om internationale bescherming gedaan, maar is in 2019 naar Nederland gereisd. Tijdens het nader gehoor op 15 januari 2025 heeft de eiser verklaard biseksueel te zijn en problemen te hebben ondervonden in Nigeria vanwege zijn seksuele gerichtheid. De minister heeft echter de identiteit van de eiser ongeloofwaardig geacht, omdat zijn verklaringen inconsistent en niet samenhangend waren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eiser zijn identiteit en biseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt.

De rechtbank benadrukt dat van de eiser, gezien zijn referentiekader, verwacht mag worden dat hij in staat is om diepgaand en persoonlijk te verklaren over zijn gevoelens en ervaringen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de gestelde problemen die voortvloeien uit de biseksualiteit van de eiser niet geloofwaardig heeft hoeven achten. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4076

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Het beroep is ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 12 maart 2021 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben op
21 maart 2025 bericht niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Zaaksverloop en asielrelaas

3. Eiser heeft in 2015 in Italië een verzoek om internationale bescherming gedaan. In 2019 is hij naar Nederland gereisd. Daarbij heeft hij verklaard dat hij in Italië geen asiel heeft gekregen. Volgens eiser bleek in Nederland dat zijn toenmalige vriendin zwanger was en is in Duitsland zijn dochter geboren. Eind 2023 is eiser opgenomen in de nationale procedure, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Tijdens het nader gehoor van 15 januari 2025 heeft eiser naar voren gebracht dat hij biseksueel is, dat hij een liefdesrelatie met een man heeft gehad in Nigeria en dat hierdoor problemen zijn ontstaan met de broer van deze man.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Biseksuele gerichtheid en problemen als gevolg hiervan.
4.1.
De minister heeft eisers nationaliteit en herkomst gevolgd, maar acht de identiteit niet geloofwaardig.
4.2.
Ook de gestelde biseksuele gerichtheid heeft de minister niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft de minister overwogen dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Heeft de minister eisers identiteit ongeloofwaardig kunnen vinden?5. Eiser stelt dat het ontbreken van een identiteitsdocument hem niet valt aan te rekenen, omdat hij nooit in het bezit is geweest van een dergelijk document. Eiser stelt dat hij wel een geboorteakte van zijn dochter kon krijgen en dat ook heeft overgelegd.
5.1.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor van 15 januari 2025 het volgende verklaard:
“Ik ben vergeten mijn geboorteakte mee te nemen. Dat is het enige document wat ik heb. (…) Ik heb alleen maar een geboorteakte en dat heb ik toen geregeld samen met mijn broer die nog in Italië woont, omdat ik een paspoort wilde hebben. Mijn broer die daar zat heeft mij daarmee geholpen, maar ik ben toen vertrokken uit Italië. En mogelijk is het paspoort nu gereed, maar dat weet ik niet. Ik heb alleen maar de geboorteakte (blz. 6).”
5.2.
Eiser heeft vervolgens in de correcties en aanvullingen van 16 januari 2025 het volgende vermeld:
“Met betrekking tot de zevende alinea merkt client op dat hij de geboorteakte niet heeft. Het was in Italië. Hij dacht dat hij een kopie van de geboorteakte op het AZC had liggen. Hij heeft ernaar gezocht, maar hij heeft het niet kunnen vinden.”
5.3.
Gelet op de hiervoor opgenomen passage uit het nader gehoor heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen identificerende documenten heeft overgelegd, terwijl uit zijn verklaringen blijkt dat hij wel in het bezit is of kan komen van een identificerend document. Verder heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over of hij documenten heeft en waar ze zijn. Zo maakt eiser niet duidelijk wat de stand van zaken is met het paspoort, waar zijn originele geboorteakte is en wat hij heeft geprobeerd om dit originele document in zijn bezit te krijgen. De door eiser genoemde geboorteakte van het in 2019 in Duitsland geboren kind kan dit niet ondervangen.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
Referentiekader
6. Als het gaat om de geloofwaardigheid van het relaas voert eiser aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader.
6.1.
In het (ingelaste voornemen in het) bestreden besluit is over het referentiekader het volgende overwogen:
“U bent een volwassen man van bijna dertig jaar. U hebt verklaard dat u de middelbare school hebt afgerond (…) U verklaart dat u op uw vijftiende of zestiende erachter kwam dat u ook op mannen viel en u hebt relaties gehad. Tijdens de liefdesrelatie (…) hebt u vaak met elkaar gesproken, waarbij u ook sprak over de relatie en over de gevoelens en liefde voor elkaar.
Van u mag – vanwege uw referentiekader – verwacht worden dat u consistent en concreet kunt verklaren. Verder mag verwacht worden dat u eenduidig verklaart en dat u diepgang kunt geven over uw gedachten, gevoelens en ervaringen. Temeer, nu u hier vaker over heeft gesproken.”
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat van eiser, gelet op voornoemd referentiekader, redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij kan verklaren over zijn gedachten, gevoelens en ervaringen en er van hem verwacht mag worden dat hij in staat is om zijn gevoelens die hij op een gegeven moment ontdekte, vanuit een volwassen perspectief te interpreteren en te beschrijven. [1] Temeer nu, zoals de minister ook stelt, eiser al vier jaar in Nederland verblijft, waar biseksualiteit wordt geaccepteerd. De minister heeft tijdens het nader gehoor veel open vragen gesteld, doorgevraagd en de tijd genomen zodat eiser zijn gevoelens en gedachtes onder woorden kon brengen. Hierbij is voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser.
Heeft de minister eisers gestelde biseksuele gerichtheid en de problemen als gevolg hiervan ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. Eiser stelt dat hij zijn biseksuele gerichtheid aannemelijk heeft gemaakt. Hij stelt te hebben verklaard in de lijn van WI 2019/17 en de daarin genoemde thema’s. De minister heeft eisers verklaringen volgens hem ten onrechte niet in onderlinge samenhang beoordeeld. Ook noemt eiser op de hoogte te zijn van de situatie in Nigeria en in Nederland en had de minister de compensatiemogelijkheid moeten toepassen. Eiser vindt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer risico loopt van de zijde van de broer van zijn partner.
7.1.
In lhbti-zaken ligt het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaring met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid. [2]
7.2.
De minister heeft overwogen dat eiser niets kan verklaren over wat zijn gevoelens voor mannen waren en niet veel verder komt dan te verklaren in termen van seksuele aantrekkingskracht. De verklaringen worden in dit kader zéér algemeen van aard genoemd en geenszins authentiek of persoonlijk. Er wordt op gewezen dat als er wordt gevraagd gevoelens concreet te maken, eiser het enkel heeft over fysieke handelingen. Als eiser wordt gevraagd naar zijn gevoel bij het hebben van homoseksuele gevoelens, kan geen toelichting worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister eiser kunnen tegenwerpen dat hij oppervlakkig heeft verklaard. De minister heeft van eiser mogen verwachten dat hij diepgaander en persoonlijker over zijn geaardheid moet kunnen vertellen. Juist in een land als Nigeria, waar een homoseksuele of biseksuele geaardheid niet wordt geaccepteerd, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn gevoelens daarbij. [3] Het gevolg daarvan is immers dat een vreemdeling niet zichzelf kan zijn en een fundamenteel onderdeel van zijn of haar identiteit moet verhullen. [4]
7.3.
De minister heeft verder niet ten onrechte overwogen dat oppervlakkig wordt gesproken over de eerste liefdesrelatie die eiser gedurende circa twee jaar stelt te zijn aangegaan met een man en niet inzichtelijk is gemaakt hoe invulling is gegeven aan deze relatie. Verder wijst de minister er terecht op dat tegenstrijdig is verklaard over het overlijden van de persoon waarmee eiser stelt twee jaar een liefdesrelatie te hebben onderhouden. Eiser heeft eerst het volgende verteld:
“Toen hij ziek was en dat aan ons werd verteld op school, zijn we bij hem op bezoek geweest (blz. 21)”, om daar later het volgende over te verklaren:
“Er is verteld dat hij sliep en niet meer wakker werd (blz. 22).”Ook over het tijdstip van overlijden wordt tegenstrijdig verklaard. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij tot zijn vertrek contact had met de gestelde partner (blz. 20), om vervolgens te verklaren dat hij een jaar na diens overlijden uit Nigeria is vertrokken (blz. 21).
7.4.
Tot slot heeft de minister niet ten onrechte betrokken dat eiser geen inzicht geeft in persoonlijke gedachten en gevoelens over de strafbaarstelling van lhbti-ers in Nigeria. Hij benoemt vooral dat er een gevangenisstraf op staat. Dat eiser verder geen organisaties in Nederland kan noemen waar hij terecht kan als biseksueel is hem niet tegengeworpen, maar wel is genoemd dat dit niet in positieve zin meeweegt in de geloofwaardigheidsbeoordeling.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich, gelet op het voorgaande, op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn biseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Hetgeen eiser hiertegen in beroep heeft ingebracht kan niet aan de door de minister gegeven uitleg en daaruit getrokken conclusie afdoen.
7.6.
Gelet op het voorgaande heeft de minister de gestelde problemen die voortvloeien uit de gestelde biseksualiteit evenmin geloofwaardig hoeven achten. Dit is ook overigens deugdelijk gemotiveerd in het bestreden besluit uitgelegd. Dat wat in beroep nog naar voren is gebracht kan aan deze motivering niet afdoen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van deze zittingsplaats van 19 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:4356.
2.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 26 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:300.
3.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885.
4.Vgl. de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam, van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3505.