Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit, heeft op 1 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank stelt vast dat de Franse autoriteiten het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen, en dat eiser zich kan wenden tot de hogere Franse autoriteiten bij eventuele problemen. De persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn echtgenote in de Verenigde Staten, zijn niet voldoende om te concluderen dat de overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.