ECLI:NL:RBDHA:2025:551
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Ethiopische nationaliteit, heeft op 29 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 13 januari 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat Polen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. De rechtbank concludeert dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser niet hoeft te behandelen en eiser kan worden overgedragen aan Polen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op 17 januari 2025.