Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[B.V. I] BEHEER B.V. te [plaats] ,2. [naam] te [plaats] ,
1.[Beheer B.V.] B.V. te [plaats] ,gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
STICHTING [de Stichting]
3.[B.V. II] B.V. te [plaats] ,
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
van rechtswegeeen verplichting om – eveneens bij het bereiken van de 67-jarige leeftijd – zijn functies uit hoofde van de Managementovereenkomst neer te leggen en/of de aandelen/certificaten van [B.V. I] in [Beheer B.V.] aan [B.V. II] c.s. of [Beheer B.V.] aan te bieden. Deze verplichtingen knopen immers aan bij het eindigen van de Managementovereenkomst (artikel 4 lid 4 Managementovereenkomst c.q. artikel 3 lid 2 onder c samenwerkingsovereenkomst).
zoonsvan partijen de onderneming mogen voortzetten. [naam 2] wil dat zijn zonen [zoon 3] en [zoon 4] de onderneming met zijn tweeën kunnen runnen. [naam] ziet een toekomst voor zich met de vier zonen (naast [zoon 3] en [zoon 4] ook zijn zonen [zoon 1] en [zoon 2] ) aan het roer. Ten aanzien van dat vraagstuk speelt er geen materieel tegenstrijdig belang tussen de vennootschap en bestuurder [naam] . De vennootschap is slechts een speelbal in een eigendomsdiscussie. De rechtbank acht om die reden de tegenstrijdig belang-regeling niet van toepassing.
vertegenwoordigen. [naam 2] heeft die vertegenwoordigingsbevoegdheid immers ingezet om, in weerwil van het feit dat er geen rechtsgeldig bestuursbesluit was genomen, zijn eigen wensen ten aanzien van het opvolgingsvraagstuk door te drukken. Dat reeds maakt dat het gebruik van de opzeggingsbevoegdheid door [naam 2] misbruik van bevoegdheid met zich brengt. Bovendien, als [naam 2] enkel op grond van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid de Managementovereenkomst kon opzeggen, dan kon [naam] dat ook ten aanzien van de managementovereenkomst tussen [naam 2] en [Beheer B.V.] . [5] Dat brengt partijen niets verder.
U vraagt mij of er ook specifiek is besproken over de uitwerking van dit artikel 4 lid 2 sub (xii) van de managementovereenkomst. Voor zover ik mij kan herinneren is dit niet specifiek besproken. Er is wel gesproken over pensionering, maar dat was in een algemeen kader. Toen speelde het voor alle drie de broers, en daarbij als eerste voor [naam 3] . Er is destijds niet gesproken over de situatie waar nu het geschil over is.
De rechtbank vraagt mij nu wie van de broers, volgens partijen, op grond van de managementovereenkomst, de bevoegdheid tot opzegging op grond van sub (xii) had? Mijns inziens was duidelijk dat het vanuit de vennootschap betekende.
hoehij dan heeft waargenomen dat partijen destijds onder ogen hebben gezien dat [Beheer B.V.] bij [naam 2] terecht zou komen als omstandigheden zoals overlijden, faillissement en dergelijke zich niet zouden voordoen.
‘Onderdeel van de afspraken [gemaakt in 2012] is dat er op grond van de managementovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst een aanbiedingsplicht ontstaat indien de managementovereenkomst eindigt door opzegging door [Beheer B.V.] per 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin [naam] 67 jaar is geworden.’De rechtbank overweegt dat deze enkele zin in een gespreksverslag die de notaris destijds heeft geformuleerd en die kennelijk de gedachte van deze notaris weergeeft, geen bewijs vormt voor de betekenis die [B.V. II] c.s. en [B.V. I] c.s. bij het sluiten van de Managementovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst hebben toegekend en mogen toekennen aan de contractsbepalingen over pensionering. Reeds daarom vormt deze zin in het gespreksverslag geen bewijs voor de stelling van [B.V. II] c.s. Daar komt nog bij dat ‘opzegging door [Beheer B.V.] ’ niet gelijk staat aan ‘opzegging door [naam 2] namens [Beheer B.V.] zonder instemming of medewerking van [naam] ’.