3.2Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) is onderdeel van een familieonderneming die zich bezig houdt met vastgoedbeheer en groothandel in materialen voor (installatie van) verwarming en sanitair. De operationele (groothandel)activiteiten worden voornamelijk verricht vanuit haar 100% dochteronderneming [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) De onderneming heeft verschillende vestigingen en circa 65 werknemers.
De aandelen in [bedrijf 1] worden sinds 10 oktober 2012 gehouden door Stichting Administratiekantoor [bedrijf 1] (hierna: de STAK). [geïntimeerde 2] (geboren op [geboortedatum 1] ), [appellant 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) en hun broer [broer] (geboren op [geboortedatum 3] , hierna: [broer] ) waren op dat moment bestuurders van [bedrijf 1] en van de STAK. Zij hielden ieder via hun persoonlijke holding (respectievelijk [naam 2], [naam 1] en CNB Beheer B.V., verder CNB) een derde deel van de certificaten van de aandelen in [bedrijf 1] .
Op 18 december 2012 hebben [naam 2], [naam 1], CNB, [bedrijf 1] en de STAK een aandeelhoudersovereenkomst gesloten (hierna: de samenwerkingsovereenkomst), waarin afspraken zijn gemaakt over onder andere besluitvorming, dividendbeleid en aanbieding van de aandelen. [geïntimeerde 2] , [appellant 2] en [broer] hebben deze overeenkomst ook in privé ondertekend. In de samenwerkingsovereenkomst is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
"Overwegingen
(…)
[appellant 3] , [appellant 2] en [geïntimeerde 2] vormen het bestuur van de Vennootschap, waarbij elke bestuurder zelfstandig bevoegd is de Vennootschap te vertegenwoordigen.
E. De Aandeelhouders beogen via de gezamenlijke deelname in de
Vennootschap, een langdurige samenwerking op persoonlijke titel en op
basis van gelijkwaardigheid, op het gebied van de groothandel, inkoop en
verkoop van (centrale) verwarmingsapparatuur en sanitaire artikelen.
(…)
Artikel 1- Algemeen, definities, interpretatie
1.
Algemeen
Bij tegenstrijdigheid van een bepaling van de statuten van de Vennootschap, de statuten van het Administratiekantoor of de administratievoorwaarden van het Administratiekantoor en een bepaling uit deze overeenkomst, prevaleert de bepaling uit deze overeenkomst, voor zover rechtens mogelijk.
(…)
Artikel 3 —Aanbieden van aandelen
1. (... )
2.Aanvullende aanbiedingsverplichting
Onverminderd het bepaalde in de B.V. Statuten is een Aandeelhouder verplicht haar Aandelen aan te bieden als ten aanzien van die Aandeelhouder en/of een Partij in privé zich het volgende voordoet:
(.. . )
c. als de managementovereenkomst tussen een Aandeelhouder en de Vennootschap wordt opgezegd als gevolg van pensionering van de natuurlijke persoon die op grond van de managementovereenkomst de feitelijke werkzaamheden bij de Vennootschap uitvoert;
(…)
3. De aandelen gelden als aangeboden op het moment waarop zich een
hiervoor omschreven situatie ten aanzien van een Partij voordoet.
Artikel 8 - Bestuur
1. Het Bestuur bestaat per de datum van het aangaan van deze overeenkomst
uit de Partijen in privé.
(…)
3. Bij het besturen van de Vennootschap en de met haar verbonden onderneming handelt het Bestuur naar de aanwijzingen van de Algemene Vergadering betreffende de algemene lijnen van het te voeren financiële, sociale, economische en personeelsbeleid.
4. De Algemene Vergadering zal onmiddellijk na het ondertekenen van deze overeenkomst aan het Bestuur meedelen dat de volgende besluiten de goedkeuring van de Algemene Vergadering nodig hebben:
a. (…)
e. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de Vennootschap of een afhankelijke maatschappij met een andere rechtspersoon of vennootschap, waaronder begrepen het toe- en uittreden als vennoot in een vennootschap, als deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Vennootschap;
f. (…)
Op 18 december 2012 heeft [bedrijf 1] met zowel [naam 2], [naam 1] als CNB afzonderlijk managementovereenkomsten gesloten. De inhoud van elk van deze managementovereenkomsten is gelijkluidend en daarin staat, voor zover hier relevant, de volgende tekst:
"Artikel 4. Duur en beëindiging van de overeenkomst. Terugtreding
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door ieder van de Partijen te allen tijde worden beëindigd door schriftelijke opzegging aan de andere Partij met inachtneming van een opzegtermijn van zes (6) maanden en alleen tegen het einde van het boekjaar van de Vennootschap.
2. In afwijking van het in artikel 4 lid 1 bepaalde heeft de Vennootschap het recht deze overeenkomst, zonder dat enige opzegtermijn in acht behoeft te worden genomen, bij aangetekende brief aan Management B.V. op te zeggen, indien:
(i) Management B.V. of de [broer] een materiële verplichting voortvloeiende uit en/of verbandhoudende met deze overeenkomst niet, niet tijdig en/of niet geheel nakomt, en na daartoe schriftelijk te zijn gesommeerd door de Vennootschap niet alsnog binnen veertien (14) dagen na de datum van bedoelde sommatie haar/zijn verplichtingen is nagekomen; (... )
(xii) per één januari van het jaar volgend op het jaar dat de [broer] de leeftijd van zevenenzestig (67) jaar heeft bereikt (pensionering);
(xiii) van de Vennootschap in redelijkheid niet kan worden gevergd deze
overeenkomst voort te zetten.
3. (…)
4. Bij het einde van deze overeenkomst legt Management B.V., op eerste verzoek van de algemene vergadering van aandeelhouders van de Vennootschap, alle functies neer welke zij ter uitvoering van deze overeenkomst vervult bij de Vennootschap.”
Op 1 januari 2014 is [broer] in goed overleg teruggetreden als bestuurder van [bedrijf 1] en van de STAK. CNB heeft haar certificaten aangeboden en verkocht aan [bedrijf 1] . Vanaf dat moment zijn [geïntimeerde 2] en [appellant 2] de bestuurders van [bedrijf 1] en van de STAK en houden zij – via hun persoonlijke holdings [naam 2] en [naam 1] – ieder de helft van de certificaten van de STAK.
In december 2019 zijn [appellant 2] en zijn zoons [appellant 3] en [zoon appellant 2] , uitgenodigd door [geïntimeerde 2] en zijn zoons [zoon geïntimeerde twee 1] en [zoon geïntimeerde twee 2] voor het voeren van overleg om te komen tot de bedrijfsopvolging van de ondernemingen naar de volgende generatie. [geïntimeerde 2] heeft aangegeven te willen komen tot een splitsing van de onderneming in groothandelsactiviteiten en vastgoedactiviteiten. Tijdens de opvolgende gesprekken hebben beide partijen aangegeven in dat geval de groothandelsactiviteiten te willen overnemen.
Op 9 april 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant 2] , [zoon appellant 2] en [appellant 3] , [geïntimeerde 2] en notaris [notaris] . In het door de notaris van deze bespreking gemaakte verslag staat het volgende:
“ [notaris] opent de bespreking met een korte samenvatting van de huidige afspraken zoals deze tot stand zijn gekomen in december 2012.
Onderdeel van deze afspraken is dat er op grond van de managementovereenkomst en samenwerkingsovereenkomst een aanbiedingsverplichting ontstaat indien de managementovereenkomst eindigt door opzegging door [bedrijf 1] B.V. per 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin [appellant 2] 67 jaar is geworden.
Vervolgens verzoekt [notaris] aan [appellant 2] en [geïntimeerde 2] hun standpunten weer te geven met betrekking tot die afspraken uit 2012 en hun visies weer te geven over de toekomst van [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2] BV.
De visie van [appellant 2] is samengevat weergegeven als volgt:
1)
[appellant 2] vindt dat de overeenkomst uit 2012 waarin staat dat op 67-jarige leeftijd een aanbiedingsplicht van de aandelen ontstaat geen recht doet aan de intenties die er toen waren en hij wil terug naar de gedachten van toen, in de periode dat [broer] nog aandeelhouder was.
2)
[appellant 2] wil van tafel schuiven wat er toen is afgesproken en vindt dat er vanuit de beide families van [appellant 2] en [geïntimeerde 2] tenminste één opvolger moet komen.
3)
(…)
5)
[appellant 2] ziet mogelijkheden om de eigendomsverhoudingen en de bestuursverhoudingen van elkaar te scheiden.
De visie van [geïntimeerde 2] is samengevat weergegeven als volgt:
1)
[geïntimeerde 2] is het niet eens met de visie van [appellant 2] weergegeven onder 1) en vindt dat de afspraken uit 2012 (waaronder die m.b.t. de aanbiedingsplicht bij de leeftijd van 67 jaar) ongewijzigd van toepassing zijn en moeten blijven.
2)
[geïntimeerde 2] geeft aan een afvaardiging uit beide families nooit zo te hebben zien zitten. [geïntimeerde 2] geeft aan dat je moet kunnen en willen samenwerken. Dat moet een vrije keuze zijn. [zoon geïntimeerde twee 1] en [zoon geïntimeerde twee 2] hebben aangegeven dat zij graag samen het bedrijf voortzetten zonder [zoon appellant 2] en [appellant 3] voor zover het betreft het verwarmingsbedrijf.
3)
[geïntimeerde 2] geeft aan dat hij, anders dan [appellant 2] , de aandelen wil overdragen aan de ondernemers zelf en dus geen scheiding voorstaat van eigendom en bestuur. [geïntimeerde 2] denkt dat dit ook financieel haalbaar is.
4)
(…)”
Bij aangetekende brief van 4 april 2022 heeft [geïntimeerde 2] namens [bedrijf 1] de managementovereenkomst met [naam 1] opgezegd per 1 januari 2023 in verband met het bereiken van diens 67-jarige leeftijd door [appellant 2] .
i. Bij brief van 6 april 2022 heeft [appellant 2] aan [geïntimeerde 2] bericht dat [geïntimeerde 2] – gelet op het bepaalde in artikel 8 onder e van de samenwerkingsovereenkomst – niet bevoegd was de managementovereenkomst op te zeggen en heeft [appellant 2] , voor het geval opzegging van de managementovereenkomst wel zonder bestuursbesluit mogelijk zou zijn, ook als vertegenwoordiger van [bedrijf 1] , op zijn beurt de managementovereenkomst met [naam 2] opgezegd tegen de vroegst mogelijke datum. Vervolgens hebben partijen nog enige tijd met elkaar gecorrespondeerd.
Op 2 november 2022 heeft [naam 2], namens [bedrijf 1] , [naam 1] gesommeerd om te bevestigen dat [naam 1] artikel 2 lid 3 van de managementovereenkomst zal nakomen door haar managementdiensten alleen nog te laten uitvoeren door [appellant 2] en niet (meer) mede door [appellant 3] , de zoon van [appellant 2] .
Bij brief van 8 november 2022 heeft [appellant 2] , namens [bedrijf 1] , aan [naam 1] bericht dat [bedrijf 1] toestemming aan [naam 1] geeft voor het inzetten van [appellant 3] , dat zij de sommatie van 2 november 2022 intrekt en dat zij de opzegging van de managementovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [naam 1] ook intrekt.
Bij brief van 18 november 2022 heeft [geïntimeerde 2] , namens [bedrijf 1] , de managementovereenkomst met [naam 1] zowel per direct als (nogmaals) per 1 januari 2023 opgezegd met een beroep op artikel 4 lid 2 sub i, sub xii en sub xiii van de managementovereenkomst. Vervolgens heeft [appellant 2] bij brief van 6 december 2020, namens [bedrijf 1] , aan [naam 1] geschreven dat de opzegging van de managementovereenkomst wordt ingetrokken.
[naam 1] c.s. is een procedure gestart tegen [bedrijf 1] en de STAK, waarbij zij o.a. het (al dan niet door [geïntimeerde 2] genomen) besluit van [bedrijf 1] tot opzegging van de managementovereenkomst met [naam 1] bestrijdt. Mr. Mussche heeft zich gesteld namens [bedrijf 1] en een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie ingediend. [naam 1] c.s. heeft zich daarna primair op het standpunt gesteld dat mr. Mussche niet kan optreden namens [bedrijf 1] en dat [bedrijf 1] gehouden is ex artikel 2:15 lid 4 BW een verzoek te richten aan de voorzieningenrechter tot het aanwijzen van een persoon die ter zake het geding in de plaats van het bestuur treedt.