ECLI:NL:RBDHA:2025:4987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/09/651611 / HA ZA 23-686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure na onterechte ontbinding van een duurovereenkomst tussen OBT c.s. en Xerox c.s.

In deze zaak gaat het om een schadestaatprocedure die volgt op een hoofdprocedure waarin de rechtsgeldigheid van de ontbinding van een overeenkomst tussen OBT c.s. en Xerox c.s. ter discussie staat. De rechtbank Den Haag heeft in een eerder vonnis van 21 juli 2021 vastgesteld dat Xerox de overeenkomst onterecht heeft ontbonden. In het huidige tussenvonnis van 26 maart 2025 oordeelt de rechtbank dat de aansprakelijkheid van Xerox is beperkt tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar. De rechtbank benoemt een deskundige om de schade te berekenen, aangezien de schadeberekeningen van de partijen sterk uiteenlopen. De vermoedelijke einddatum van de overeenkomst is vastgesteld op 31 december 2024. De rechtbank heeft ook de procedure en de relevante feiten uit de hoofdzaak samengevat, inclusief de klachten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en andere instanties over de kwaliteit van het drukwerk. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/651611 / HA ZA 23-686
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van

1.[bedrijfsnaam 1] B.V.te [vestigingsplaats 1] ,

2.
[bedrijfsnaam 2] B.V.te [vestigingsplaats 2] ,
3.
OBT B.V.te Den Haag,
eiseressen in conventie,
verweersters in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. A.J. Fioole te Amsterdam,
tegen

1.XEROX (NEDERLAND) B.V.te De Meern,

2.
XEROX INVESTMENTS EUROPE B.V.te De Meern,
gedaagden in conventie,
eiseressen in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. G. Verberne te Amsterdam.
Partijen zullen hierna gezamenlijk OBT c.s. en Xerox c.s. worden genoemd en afzonderlijk [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , OBT, Xerox Nederland en Xerox Europe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juni 2023, met producties 1-39;
  • de akte overlegging aanvullende producties, tevens vermindering van eis van OBT c.s., met producties 40-46;
  • de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1-32;
  • het tussenvonnis van 27 december 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte wijziging van eis in conventie van OBT c.s., met producties 47-115;
  • de akte aanvullende producties van Xerox c.s., met producties 33-35;
- de akte overlegging aanvullende productie van OBT c.s., met productie 116;
- de akte overlegging aanvullende producties van OBT c.s., met de producties 117 en 118;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat er is besproken;
- de pleitaantekeningen van OBT c.s. en Xerox c.s. ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de akte vermeerdering van eis in conventie, tevens overlegging aanvullende producties van OBT c.s., met producties 119-127;
- de antwoordakte, tevens akte overlegging aanvullende producties van Xerox c.s., met producties 37-40;
- de akte uitlating producties van OBT c.s., met productie 128;
- de akte uitlating productie 128 van Xerox c.s.;
- het bericht van de rechtbank van 26 augustus 2024 over de ‘weerleggingsnotitie’;
- de akte van Xerox c.s. met het verzoek om een (nadere) mondelinge behandeling, welk verzoek is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis nader bepaald op heden.

2.Samenvatting

2.1.
Deze zaak betreft een schadestaatprocedure volgend op een hoofdprocedure, waarin het ging om de vraag of Xerox haar overeenkomst met OBT c.s. rechtsgeldig had ontbonden. De rechtbank Den Haag heeft deze vraag bij vonnis van 21 juli 2021 (ECLI:NL: RBDHA:2021:9054), zoals hersteld op 18 augustus 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:9313), ontkennend beantwoord. De rechtbank heeft Xerox veroordeeld tot betaling aan OBT, [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] van alle door ieder van hen afzonderlijk geleden en te lijden directe en indirecte schade in verband met de onterechte ontbinding van de overeenkomst, nader op te maken bij staat. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag bij arrest van 17 januari 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:14) het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Dit arrest heeft kracht van gewijsde gekregen.
2.2.
De rechtbank komt in dit tussenvonnis in de schadestaatprocedure – samenvattend – tot het oordeel dat de aansprakelijkheid van Xerox is beperkt tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar. De rechtbank stelt de vermoedelijke einddatum van de OBeliX-overeenkomst vast op 31 december 2024. De schadeberekeningen van de door partijen ingeschakelde deskundigen lopen dermate uiteen, dat de rechtbank behoefte heeft aan advies van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank zal een deskundige benoemen om de schadeberekening te maken, met inachtneming van de in dit tussenvonnis vastgestelde uitgangspunten.

3.De hoofdprocedure

Feiten

3.1.
Hierna volgt een verkorte weergave van de feiten uit de hoofdzaak, zoals vastgesteld door het gerechtshof, die voor (het begrip van) de schadestaatprocedure ook van belang zijn.
3.2.
De Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) heeft in april 2014 een niet-openbare Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de uitvraag van ‘Levering en Sourcing Grafische dienstverlening’ (hierna ook: de Aanbesteding).
3.3.
OBT c.s. en Xerox hebben met het oog op deze aanbesteding in mei 2014 een
teaming agreement(hierna: TA) gesloten, waarin is afgesproken dat partijen in het kader van de Aanbesteding gezamenlijk zouden optrekken. Xerox zou daarbij optreden als hoofdaannemer van de Staat en OBT c.s., indien het tot gunning aan Xerox zou komen, als onderaannemer. Daarbij zou Xerox vooral het te leveren printwerk verzorgen en OBT c.s. vooral het te leveren drukwerk.
3.4.
De Staat heeft de Aanbesteding aan Xerox gegund en in dat verband is op 2 december 2014 een overeenkomst tussen de Staat en Xerox gesloten (hierna: de Overeenkomst). De Overeenkomst is in werking getreden op 1 januari 2015, met een looptijd van acht jaar en een mogelijkheid tot verlenging met vierentwintig maanden. De Staat heeft van die verlengingsmogelijkheid gebruik gemaakt, zodat de einddatum (in principe) 1 januari 2025 is.
3.5.
Xerox en OBT c.s. hebben met het oog op hun samenwerking in het kader van de uitvoering van de aanbestede opdracht op 2 december 2014 een overeenkomst gesloten (hierna: de OBeliX-overeenkomst). Xerox heeft hiermee aan OBT c.s. de opdracht verstrekt om als onderaannemer alle diensten te verrichten ten aanzien van het uit hoofde van de Overeenkomst door Xerox voor de Staat te verrichten drukwerk. De OBeliX-overeenkomst betreft een zogenoemde
back-to-back-overeenkomst: de bepalingen uit de Overeenkomst zijn ten aanzien van de door OBT c.s. te verrichten diensten tussen Xerox en OBT c.s. van overeenkomstige toepassing, waarbij Xerox de opdrachtgever is en OBT c.s. de opdrachtnemer.
3.6.
In artikel 8 van de OBeliX-overeenkomst is bepaald dat Xerox op grond van artikel 26 van de Overeenkomst het recht heeft om onder bepaalde omstandigheden de OBeliX-overeenkomst op te zeggen, dan wel te ontbinden.
3.7.
Vanaf 2015 zijn er bij Xerox en OBT c.s. klachten binnengekomen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) over onder meer de kwaliteit van het druk- en opmaakwerk, de communicatie en de hoogte van de prijzen, in 2016 een klacht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over onder meer het drukwerk van aan haar geleverde folders, in 2018 klachten van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) over de kwaliteit van het druk- en printwerk van een aan haar geleverde visiebrief en een daarvoor berekende spoedtoeslag en in 2019 van het Ministerie van Defensie over de late levering van een door het ministerie bestelde, speciale versie van een bordspel. Deze klachten zijn alle in overleg, al dan niet na opgestelde verbeterplannen, opgelost en de opdrachtgevers zijn alle klant gebleven.
3.8.
Er zijn tussen Xerox en OBT c.s. herhaaldelijk meningsverschillen geweest over de wijze van uitvoering van de OBeliX-overeenkomst. Partijen hebben veelvuldig overleg gehad om de gerezen uitvoeringsproblemen te bespreken en te verhelpen.
3.9.
Op 15 maart 2019 vond opnieuw een bespreking tussen partijen plaats over het stroomlijnen van werkprocessen. Het ging Xerox daarbij vooral om het tot stand brengen van één administratief controle systeem (Multipress) voor de gehele stroom van order intake, offerte, opdracht, productie, levering, klachtafhandeling en facturatie. Blijkens het verslag van die bespreking zijn over het ontbreken van zo’n systeem vooral van de kant van Xerox zorgen geuit.
3.10.
In 2017 en 2018 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen Xerox en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor de productie van de Citotoets, zowel de reguliere toets 2019, als de ‘calamiteitentoets’. De calamiteitentoets is een back-up voor het geval de reguliere toets uitlekt. Deze back-up versie wordt maar één keer in de zoveel jaar gedrukt. Na enkele proefdrukrondes van Xerox/OBT c.s. in de periode oktober 2018 tot begin januari 2019 heeft Xerox op 22 januari 2019 aan DUO een definitieve offerte gestuurd, waaraan DUO op 21 februari 2019 haar akkoord heeft gegeven. De opdracht van DUO behelsde het drukken van 240.000 boekjes (verdeeld over twee dagen) voor de reguliere toets 2019 en 360.000 boekjes (eveneens verdeeld over twee dagen) van de calamiteitentoets.
3.11.
OBT c.s. heeft op verzoek van Xerox het drukwerk van de DUO-opdracht verzorgd. Om de 200 gedrukte exemplaren controleerde OBT c.s. een exemplaar van de toets handmatig. Daarna stuurde zij de boekjes naar de (beveiligde) locatie van Xerox in Venray. Xerox verpakte de calamiteitentoets daar in transparant folie, in setjes van tien exemplaren (vijf voor de eerste en vijf voor de tweede toetsdag). Op donderdag 4 april 2019 had Xerox 180.000 boekjes calamiteitentoets ingepakt. Aan het einde van de middag stuurde Xerox de volgende e-mail aan OBT c.s.:
“Tijdens het verwerken van de calamiteitentoets lopen wij tegen grote fouten aan. Caternen missen, caternen teveel, nietjes ontbreken. Deze batch wordt in quarantaine gezet, we kunnen het risico niet nemen en hebben ook een issue met het reeds geproduceerde. Ik verwacht dat jullie deze gehele zending controleren. Wij hopen dat deze problemen niet in de batch die vandaag binnen is gekomen zit, want daar gaan we mee door.”
3.12.
Op vrijdag 5 april 2019 hebben twee medewerkers van OBT c.s. een schouw genomen in Venray. Het verslag dat zij daarvan hebben gemaakt hebben zij op zondagavond 7 april 2019 aan Xerox verstuurd. In het verslag is onder meer opgenomen:
“Er zijn 6 brochures van Calamiteitenbrochure I uit de reeds verwerkte batches gehaald. (…) Drie exemplaren hebben een extra katern en drie hebben geen nietje en een katern te weinig. (…) Het is te betreuren dat er nu in de oplage 6 missers aan getroffen zijn. We hebben begrepen dat Xerox steekproeven heeft genomen in de partij en geen andere missers heeft aangetroffen. Ook tijdens de productie toen wij er waren zijn verder geen missers meer aangetroffen. (…) Xerox gaat dan ook door met de productie. (…)”.
3.13.
Ondertussen was OBT c.s. op 6 april 2019 intern een onderzoek gestart naar de mogelijke oorzaak van de zes missers.
3.14.
Op zondagavond 7 april 2019 reageerde Xerox als volgt op het door OBT c.s. verstuurde schouwverslag:
“Dank voor het rapport. Ik kan je melden dat er inmiddels ook missers aangetroffen zijn in de vervolgpartij! Het is volstrekt niet zo dat wij een 100 % controle uitgevoerd hebben, dat kunnen wij absoluut niet garanderen. Het is aan jullie om de 100 % te garanderen, dan wel een herstel voor te stellen. De conclusie zeker na het vinden van wederom een misser na het vertrek van [de medewerkers van OBT c.s.] naar ik veronderstel, schijnt een ander licht op de situatie dan het rapport suggereert. Het belang van de productie en de impact van de missers is heel groot (…). In het gesprek heeft [de medewerker van OBT c.s.] nog aangegeven dat er een 100 % controle moet komen? Dat is de richting waar wij een voorstel in verwachten. Ik ben morgen ochtend in Venray en laat me informeren of de exemplaren van vrijdagmiddag, waarna wederom terugkoppeling.”
3.15.
Bij e-mail van 8 april 2019, 07.44 uur heeft OBT c.s. aan Xerox aangeboden om in Venray te komen helpen bij het wegen van de nog te verpakken calamiteitenboekjes. Omdat een reactie uitbleef heeft OBT c.s., twee medewerkers met weegapparatuur op pad gestuurd en dit om 08.20 uur aan Xerox bericht.
3.16.
Op 8 april 2019 om 09.20 uur heeft Xerox het volgende aan DUO gemaild:
“Ons advies zou zijn: de hele partij geproduceerde boekjes dag 1 en dag 2 van de calamiteitentoets afkeuren en opnieuw laten produceren door een andere partij. De reeds gesealde setjes opslaan in Venray en dan secure laten vernietigen.”
3.17.
Bij e-mail van 8 april, 09.42 uur reageerde Xerox op de door OBT c.s. aangekondigde komst van medewerkers met weegapparatuur dat dat niet akkoord was, dat ze geen externen in Venray konden ontvangen, dat dit geen sluitende oplossing was, dat ze in overleg waren en dat OBT c.s. snel van haar zou horen. In haar e-mail van die dag 16.42 uur voegde Xerox daar aan toe:
“Er is besloten dat de calamiteitentoets moet opnieuw worden geproduceerd. Kun jij dit z.s.m. alles in werking zetten en er alles aan doen inclusief al jullie opties om dit te realiseren. Graag ontvangen wij jullie planning.”
3.18.
OBT c.s. heeft daarop als volgt gereageerd in haar e-mail van 8 april 2019, 21.06 uur:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek van einde middag heb ik van je begrepen dat de klant in samenspraak met de stuurgroep van Xerox de wens heeft neergelegd dat de Calamiteitentoets opnieuw geproduceerd moet worden. (…). Als je hiermee bedoelt dat je de totale oplage van beide Calamiteiten brochures afkeurt en hiermee aangeeft dat ze op onze kosten opnieuw geproduceerd moeten worden dan kunnen wij hiermee niet akkoord gaan. Los van het feit dat het opnieuw produceren van de brochures irreëel is kan en zal ik (…) nooit een 100 % garantie afgeven. (…). Trouwens het opnieuw produceren van de Calamiteitentoets neemt minimaal 6 weken in beslag, waardoor de toets dit jaar niet meer ingezet kan worden. (…). De kans bestaat helaas dat er nog meer foute brochures in de oplage zitten. Al verwacht ik dat dit nooit meer dan enkele exemplaren zijn. Doordat jullie de gesealde pakjes nu verfijnder wegen zullen deze onderschept worden. Mocht dit niet voldoende garantie zijn, dan verneem ik graag jullie onderbouwing hiervan. Een oplossing zal dan kunnen zijn om de eerste gesealde oplage – of de totale oplage – geheel te controleren. Hoe, waar en wanneer zullen we dan samen moeten afstemmen.”
3.19.
De volgende dag, 9 april 2019, schreef Xerox per e-mail aan OBT c.s. als volgt:
“Zoals besproken hebben we in de Calamiteitentoets middels en steekproef een viertal problemen gevonden in de door jullie gedrukte exemplaren van de toets:
1. Er zijn exemplaren gevonden waarin te weinig katernen zitten: er ontbreekt toetsmateriaal.
2. Er zijn exemplaren gevonden waarin teveel katernen zitten: er zitten dubbele katernen in.
3. Er zijn exemplaren waar de nietjes ontbreken.
4. Er zijn exemplaren waar voldoende katernen in zitten, maar een katern zit er tweemaal in waardoor toetsmateriaal ontbreekt.
We hebben dit zoals je weet besproken met de klant die op basis daarvan de gehele oplage afkeurde en een herdruk vorderde. Het besluit van de klant is begrijpelijk en kunnen wij niet ter discussie stellen. (…).
Jij geeft hieronder aan dat je geen herdruk wilt leveren, ondanks de geconstateerde fouten en aldus geen uitvoering wenst te geven aan onze overeenkomst. Hierdoor zijn wij genoodzaakt een derde partij in te schakelen die hier wel uitvoering aan kan en wil geven. Wij gaan nu in gesprek met onze klant, dat heeft prioriteit, maar komen hier later zeker op terug en behouden alle rechten voor.”
3.20.
De volgende ochtend, op 10 april 2019 schreef OBT c.s. onder meer aan Xerox:
“(…) Ook hier kunnen wij niet mee akkoord gaan. De enige juiste oplossing is het in zijn geheel controleren en herstellen van de totale oplage van de twee calamiteiten brochures. Wij hebben de foute brochures veroorzaakt en wij hebben het recht om dat te herstellen. Wij willen de brochures ophalen en per stuk controleren. Alleen op deze manier kunnen wij de enkele foute brochures verwijderen en een 100 % foutloze productie garanderen. We treden graag in overleg over het ophalen van de brochures en het tijdsbestek waarin dat zal plaatsvinden.”
3.21.
In de middag van 10 april 2019 heeft OBT c.s. per e-mail daaraan toegevoegd, voor zover hier van belang:
“(…) Tijdens deze testen van de afgelopen dagen, hebben wij 2 keer geconstateerd dat van de ongeveer 10 foute brochures er 1 niet werd uitgeschoten. De leverancier heeft dit onderzocht en uiteindelijk is er geconstateerd dat het relais dat het uitschieten aanstuurt, was ingebrand en daarom een enkele keer geen goed contact maakte, waardoor een foute brochure wel meeging in de partij. Als we deze conclusie loslaten op de calamiteiten brochures, dan weten wij dat er per brochure tussen 100 en de 120 exemplaren zijn uitgeschoten over de gehele oplage van 180.000 brochures. Dat zijn tussen 15 en 20 foute brochures per productiedag, over de gehele dag verspreid. Binnen dat aantal is een klein percentage dus wel meegegaan in de geleverde partij, ik verwacht een 10 tot 30. (…) Het is een heel klein percentage, maar elke foute brochure is er één te veel. Door jullie weegcontrole zijn deze exemplaren bovenwater gekomen, maar jij geeft aan dat dit geen 100 % garantie biedt. Door elke brochure te controleren kunnen wij deze exemplaren er uit halen (…). Hoe sneller wij aan de slag kunnen hoe beter.”
3.22.
Xerox heeft daarop in de avond van 10 april 2019 geantwoord:
“Zoals je (…) hebt kunnen lezen hebben wij voor onze klant direct moeten schakelen. Overleg is daarover nu niet mogelijk (…). Onze prioriteit ligt bij de klant.”
3.23.
Op 10 april 2019 hebben DUO en Xerox een bezoek gebracht aan drukkerij [bedrijfsnaam 3] . Deze drukkerij heeft de calamiteitentoets opnieuw gedrukt. De eerste 180.000 exemplaren waren op 16 april 2019 gereed.
3.24.
Xerox heeft de OBeliX-overeenkomst bij brief van 17 april 2019 ontbonden en zich daarbij beroepen op toerekenbare tekortkomingen in de nakoming, dan wel op onrechtmatig handelen van OBT c.s. Voor zover de OBeliX-overeenkomst niet kan worden ontbonden heeft Xerox deze overeenkomst opgezegd. Voor het geval de overeenkomst op die datum niet rechtsgeldig zou zijn ontbonden of opgezegd heeft Xerox op 30 augustus 2019 opnieuw een ontbindingsbrief gestuurd.
Het oordeel van het hof
3.25.
Het hof is in de hoofdzaak tot de volgende beoordeling gekomen:

Gronden voor ontbinding of opzegging
6.1
In deze zaak gaat het om de vraag of Xerox de met OBT c.s. gesloten OBeliX-overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Aan deze ontbinding heeft Xerox ten grondslag gelegd dat OBT c.s. op meerdere fronten is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de OBeliX-overeenkomst en dat de optelsom van al die tekortkomingen meebracht dat in april 2019 door toedoen van OBT c.s. een situatie was ontstaan die de samenwerking blijvend onmogelijk maakte. Uitgangspunt van (Bijlage A van) de ObeliX-overeenkomst was dat partijen alles in het werk zouden stellen om de samenwerking tussen hen optimaal te doen zijn en winstgevendheid voor beide partijen te realiseren. Xerox voert aan dat de overeenkomst voor haar verlieslatend was gebleken en dat OBT c.s. in de samenwerking (1) onvoldoende heeft gedaan om voor Xerox het tij te keren. Meer specifiek is OBT c.s. volgens Xerox in strijd met haar verplichting tot samenwerking weigerachtig gebleven (2) bij het tot stand brengen van adequate werkprocessen, zoals een gezamenlijk Multipress of transparant ordermanagementsysteem, en (3) om zich te houden aan de afspraak dat (de acquisitie van) het printwerk voor Xerox zou zijn (door Xerox ‘Print=Print’ genoemd). Hierbij kwam dat OBT c.s. volgens Xerox ook kwalitatief is tekortgeschoten, (4) doordat zij in april 2019 geen 100 % correcte calamiteitentoets voor DUO heeft geleverd, (5) terwijl zij toen bovendien al enkele (kwalitatieve) tekortkomingen op haar naam had staan, te weten bij de RCE, het RIVM, de DJI en het ministerie van Defensie. Het gaat volgens Xerox aldus om een patroon van verwijtbare gedragingen waarmee OBT c.s. stelselmatig het beginsel van partnerschap, de samenwerkingsgedachte onder de OBeliX-overeenkomst heeft geschonden. In maart en april 2019, ten tijde van de levering van de DUO-calamiteitentoets, was de maat vol. Alle genoemde contractuele verplichtingen waren daaraan voorafgaand niet nagekomen en konden op dat moment ook niet meer worden nagekomen, aldus Xerox, die bij haar beroep op ontbinding, althans opzegging, niet alleen heeft verwezen naar artikel 26.1 van de Overeenkomst onder (a) maar ook naar het bepaalde onder (b).
Calamiteitentoets DUO (punt 4 van 6.1)
6.2
Xerox heeft aangevoerd dat DUO aan de Citotoets zeer strenge eisen had gesteld, met name ook wat betreft de kwaliteit van het drukwerk. Zo had DUO in het op 7 mei 2018 in het door DUO speciaal voor Xerox/OBT opgestelde ‘Verkenningsdocument’ onder meer opgenomen:
“De offerte en de gevraagde stukken kunnen slechts tot een productieorder leiden wanneer DUO en haar ketenpartners 100% - garantie krijgen dat de productie en diensten die worden gevraagd ook daadwerkelijk door Xerox/OBT kunnen worden gerealiseerd zonder enig voorbehoud in welke vorm dan ook.”en:
“Een bestelling voor een school moet 100 % compleet en 100 % correct zijn voor aflevering.”. In het door DUO meegezonden, door OBT c.s. later met prijzen ingevulde Excel sheet ‘Technische specificaties Centrale Eindtoets 2018-2019’ staat onder het kopje ‘Algemeen’ over deze eisen nog eens door DUO opgenomen:
“- GÉÉN OVER OF ONDERLEVERING, - Kwaliteit moet maximaal haalbare, - 100 % is het credo.”In het ‘secure printing protocol’, op basis waarvan volgens Xerox ook door OBT c.s. moest worden gewerkt, staat op dit punt verder opgenomen:
“Borging 100% conformiteit proces. (…) Locatie dient 100% geoutilleerd te zijn voor geheim drukwerk (…) Materiaal dient altijd aan de 100% norm te voldoen. (…) Elk materiaal voldoet aan de hoogste norm. De procesgang zorgt ervoor dat verwisseling van pagina’s, het ontbreken van pagina’s, het mee vergaren van misdrukken dan wel inschiet volledig is uitgesloten. Deelnemers aan de evenementen mogen nimmer worden gestoord door onregelmatigheden in het drukwerk en/of oplages. (…) Borging 100% juistheid van bestelling per afleveradres. (….) Levering conform specificatie 100%.”Bij de controle (steekproefsgewijs) en de voorverpakking van de 180.000 door OBT c.s. als eerste opgeleverde calamiteitentoets op donderdag 4 april 2019 liep Xerox echter
“tegen grote fouten aan. Caternen missen, caternen te veel, nietjes ontbreken.”, aldus Xerox in haar e-mail aan OBT c.s. van 4 april 2019. Kort daarna zijn in de door Xerox gecontroleerde vervolgpartij ook
“missers”aangetroffen. Naar aanleiding daarvan wees Xerox OBT c.s. in haar e-mail van 7 april 2019 erop dat het aan OBT c.s. was om de 100% te garanderen, dan wel een herstel voor te stellen, en dat Xerox van OBT c.s. een voorstel verwachtte in de richting van een 100% controle. In haar e-mail van 8 april 2019 aan Xerox betwistte OBT c.s. in reactie daarop dat zij voor de calamiteitentoets ooit een 100% kwaliteitsgarantie had afgegeven en weigerde zij om op haar kosten de herdruk ervan te verzorgen, waarmee OBT c.s., aldus Xerox, ten aanzien van deze drukopdracht in verzuim raakte. Omdat OBT c.s. kennelijk ook niet in staat was om te achterhalen hoe de fouten werden veroorzaakt en Xerox toen dus wist dat zij de 100% correct garantie ten aanzien van de door OBT c.s. geleverde calamiteitenboekjes niet kon waarmaken, zag zij zich na de weigering van OBT c.s. om tot herdruk over te gaan genoodzaakt om DUO te adviseren om de boekjes te laten herdrukken door een derde partij, en die derde partij ook daadwerkelijk opdracht te geven tot die herdruk over te gaan, aldus nog steeds Xerox over deze tekortkoming van OBT c.s.
6.3
OBT c.s. heeft allereerst betwist dat zij de garantie heeft gegeven om het haar opgedragen drukwerk 100% foutloos uit te voeren. Anders dan printwerk is drukwerk een proces dat vanwege het industriële karakter ervan altijd misdrukken kan meebrengen, aldus OBT c.s. Dat zij geen 100% garantie heeft afgegeven blijkt onder meer uit de e-mailcorrespondentie tussen Xerox en OBT c.s. op 8 januari 2019 naar aanleiding van de door OBT c.s. uitgevoerde proefdrukken. Xerox schrijft daarin aan OBT c.s. onder meer:
“Daarnaast is het zo dat op het moment dat er een proefoplage gedraaid wordt, de oplage kleiner is en de kans op smetten groter is (met de huidige specificaties). Indien we op de huidige manier in productie gaan produceren bieden jullie een garantie van 99% vlek- cq smetvrij. Door de grote run zijn de machines beter afgesteld en krijgt het papier ook langer de kans om te drogen.”, waarna OBT c.s. aan Xerox terugmailt:
“De 99% garantie geheel vlek- en smetvrij is natuurlijk wel tijdens ons productie productieproces. Wat er later gebeurt met in- en uitpakken van de brochures valt daar niet onder.”Het Verkenningsdocument waarnaar Xerox heeft verwezen heeft volgens OBT c.s. geen betrekking op de aan haar verstrekte opdracht voor het DUO-drukwerk voor de Citotoets. Dit document ziet op het door Xerox te verrichten printwerk ten behoeve van de examens in het voortgezet onderwijs, aldus OBT c.s. Wel had zij in het kader van haar streven naar het ‘maximaal haalbare’, los van haar ISO:9001 kwaliteitscontroles, (in overleg met Xerox) extra controlemechanismes ingebouwd om de kans op misdrukken zoveel mogelijk te verkleinen. Volgens OBT c.s. is het verder zo dat het handjevol misdrukken van te geringe betekenis was om de OBeliX-overeenkomst te ontbinden en verkeerde zij ter zake in elk geval niet in verzuim nu zij herstel in de vorm van een handmatige 100% controle had aangeboden.
6.4
OBT c.s. heeft erkend dat in de eerste door Xerox verpakte partij van 180.000 calamiteitenboekjes zes missers zaten. Ter gelegenheid van het bezoek van twee medewerkers van OBT c.s. op 5 april 2019 aan de productieruimte van Xerox in Venray heeft Xerox vastgesteld dat het ging om drie exemplaren met een extra katern en drie exemplaren zonder nietje en een katern te weinig. Na het vertrek van deze medewerkers is er blijkens de e-mail van Xerox aan OBT c.s. van 7 april 2019 nóg een misser gevonden, maar deze misser zat volgens Xerox in de tweede oplage van 180.000 door OBT c.s. afgeleverde boekjes. Deze laatste misser betrof volgens Xerox een ander soort fout, namelijk een boekje met het goede aantal katernen, maar met een dubbele druk van bladzijden. Xerox achtte dat in die zin verontrustend, dat dit het soort misser was dat zij niet door middel van weging van de boekjes kon opsporen, omdat door het juiste aantal katernen het gewicht van het boekje op zichzelf wel klopte. OBT c.s. heeft niet betwist dat in de door haar geleverde calamiteitenboekjes ook deze soort misser ertussen heeft gezeten. In haar e-mail aan Xerox van 8 april 2019 geeft zij zelfs aan dat de kans bestaat dat er nog meer foute brochures in de oplage zitten. In haar e-mail aan Xerox van 10 april 2019 heeft OBT c.s. aan de hand van de door haar tijdens het weekend van 6 en 7 april 2019 uitgevoerde testen berekend dat het moet zijn gegaan om 10 tot 30 missers die ten onrechte niet door het eigen controlesysteem zijn uitgeschoten en dus abusievelijk in de aan Xerox geleverde partij terecht zijn gekomen. Xerox heeft niet gesteld dat zij méér missers heeft aangetroffen en evenmin dat de op de eigen testen gebaseerde berekening van OBT c.s. niet deugt. Het precieze aantal missers op de totaal door OBT c.s. gedrukte oplage van 360.000 calamiteitenboekjes kan in elk geval niet meer worden nagegaan, nu Xerox de boekjes op verzoek van DUO heeft laten vernietigen. Wel heeft Xerox ter onderbouwing van haar stelling dat OBT c.s. haar productieproces en controlesystemen niet op orde had verwezen naar de door haar bij brief van 16 november 2022 aan de griffie van het hof overhandigde set van 25 toetsboekjes, die haar na afloop van de Cito-toets 2019 door ketenpartner College voor Toetsen en Examens (CvTE) zijn toegezonden. Zij heeft aangevoerd dat dit de missers zijn van de reguliere Cito-toets 2019, die OBT c.s. vóór de calamiteitentoets in een oplage van totaal 240.000 boekjes had gedrukt. Daaruit blijkt volgens haar dat OBT c.s. ook in de periode voorafgaand aan de calamiteitentoets haar drukproces niet op orde had en de 100% garantie niet kon waarmaken. Ter zitting van het hof op 1 december 2022 is gebleken dat de set van 25 toetsboekjes bestaat uit 20 foute boekjes van de reguliere Cito-toets 2019 en vijf ongedateerde boekjes van vermoedelijk de calamiteitentoets.
6.5
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat volgens de berekening van OBT c.s. maximaal 30 missers in de aan Xerox geleverde partij kunnen hebben gezeten. Niet duidelijk is of OBT c.s. hiermee de totaal geleverde partij van 360.000 brochures calamiteitentoets bedoelt (in welk geval het foutpercentage maximaal 0,008 zou bedragen), maar zelfs als hierbij wordt uitgegaan van alleen de eerste oplage van 180.000 brochures levert dat een foutpercentage op van (maximaal) 0,017. De 20 door Xerox overhandigde missers in de reguliere Cito-toets 2019 levert bij een oplage van 240.000 eveneens een foutpercentage op van 0,008. Het hof acht dit in alle gevallen een verwaarloosbaar foutpercentage en op zichzelf beschouwd onvoldoende om te kunnen spreken van een tekortkoming door OBT c.s. in de nakoming van de verplichtingen die zij uit hoofde van de OBeliX-overeenkomst had jegens Xerox. Dat zou slechts anders (kunnen) zijn als tussen partijen als vaststaand aangenomen moet worden dat zij, zoals Xerox heeft gesteld, een 100% correcte levering door OBT c.s. zijn overeengekomen. Die stelling is echter door OBT c.s. gemotiveerd betwist. OBT c.s. heeft er immers onder meer op gewezen dat uit de e-mailcorrespondentie tussen Xerox en OBT c.s. van 8 januari 2019 blijkt dat OBT c.s. aan Xerox een garantie van niet meer dan 99% heeft gegeven en dat ook in de door DUO zelf opgestelde Excell sheet ‘Technische specificaties Centrale Eindtoets 2018-2019’ staat opgenomen dat de Kwaliteit het ‘maximaal haalbare’ moet zijn en dat 100% ‘het credo’ is. Dat laatste wijst niet op een harde (garantie-)eis. Ook als met Xerox ervan moet worden uitgegaan dat de garantie van 99% alleen betrekking had op een vlekvrije productie, kan niet reeds op die grond worden aangenomen dat overigens een 100% garantie is gegeven. Dat Xerox zelf ook niet uitging van een garantie van 100% blijkt uit haar ontbindingsbrief van 17 april 2019, waarin zij stelt dat de productie van de calamiteitentoets voor DUO “nagenoeg foutloos” diende te zijn. Met een foutpercentage van 0,017 is daaraan naar het oordeel van het hof ruimschoots voldaan. Het had na deze gemotiveerde betwisting op de weg van Xerox gelegen om haar stelling op dit punt nader te onderbouwen, maar dat heeft zij nagelaten. Het door haar aangehaalde ‘Verkenningsdocument’ is geen onderdeel (geworden) van de door haar met OBT c.s. afgesloten OBeliX-overeenkomst. Evenmin heeft zij gesteld dat het ‘secure printing protocol’ waarop zij zich heeft beroepen, onderdeel was van hetgeen zij met OBT c.s. in het kader van de OBeliX-overeenkomst had afgesproken. Ook het feit dat DUO naar aanleiding van de 20 gevonden missers in de reguliere Cito-toets 2019 geen klacht heeft ingediend, laat staan zich te dien aanzien heeft beroepen op een tekortkoming aan de zijde van Xerox/OBT c.s., wijst er niet op dat ten aanzien van het door OBT c.s. te leveren drukwerk een 100% garantie gold. Xerox heeft integendeel gewoon de vervolgopdracht gekregen van DUO voor het leveren van de Cito-toets schooljaar 2019-2020. Dat OBT c.s. jegens Xerox tekortgeschoten is wat betreft de haar opgedragen werkzaamheden in het kader van de DUO-calamiteitentoets is het hof dan ook niet gebleken. Aan het subsidiaire verweer van OBT c.s. over het uitblijven van verzuim aan haar zijde komt het hof daarom niet toe.
6.6
Op het vorenoverwogene strandt ook de door Xerox ingediende tegenvordering tot vergoeding van de kosten van de herdruk van de calamiteitentoets door drukkerij [bedrijfsnaam 3] of tot terugbetaling van de aan OBT c.s. betaalde opdrachtvergoeding. De rechtbank heeft de reconventionele vorderingen van Xerox naar het oordeel van het hof terecht afgewezen.
Klachten RCE, RIVM, DJI en Ministerie van Defensie (punt 5 van 6.1)
6.7
Hetgeen hiervoor over de DUO-calamiteitentoets is overwogen wordt niet anders indien die opdracht wordt bezien in het licht van de eerdere onder de Overeenkomst gegeven opdrachten aan OBT c.s. die door Xerox aan de kaak zijn gesteld. OBT c.s. heeft op zichzelf niet betwist dat van de RCE, het RIVM, de DJI en het ministerie van Defensie in de periode 2015-2019 enkele klachten zijn binnengekomen over onder meer het door haar verrichte drukwerk. De klachten van deze organisaties zagen gedeeltelijk echter ook op het door Xerox verrichte printwerk, de door Xerox in rekening gebrachte prijzen of de door Xerox verrichte afleveringen, waarvoor niet OBT c.s. maar Xerox verantwoordelijk was. De klachten zijn bovendien in overleg steeds opgelost, de genoemde organisaties zijn alle klant gebleven bij Xerox en partijen hebben hun samenwerking op de bestaande voet voortgezet. Zonder nadere toelichting, die Xerox niet heeft gegeven, kan dan ook niet worden aangenomen dat deze klachten telkens, of in onderlinge samenhang, wijzen op tekortkomingen van OBT c.s., laat staan op tekortkomingen die (mede) de ontbinding van de OBeliX-overeenkomst zouden kunnen rechtvaardigen. Hierbij dient in het bijzonder ook in aanmerking te worden genomen dat OBT c.s., zoals zij ter zitting van het hof onweersproken heeft aangevoerd, op jaarbasis ten minste 2000 drukopdrachten onder de Overeenkomst heeft verwerkt. Bij de door Xerox hier genoemde klachten gaat het dus niet alleen om in het handelsverkeer normaal te verwachten, incidentele ongemakken, tegenvallers of fouten die in overleg zijn op te lossen, maar ook om een uiterst gering percentage daarvan op de totale productie van OBT c.s.
6.8
De gebeurtenissen rond de DUO-calamiteitentoets kunnen evenmin tot de vaststelling van een tekortkoming aan de zijde van OBT c.s. leiden als deze worden bezien tegen de achtergrond van de door Xerox gestelde weigerachtige houding van OBT c.s. om te voldoen aan de ook op haar rustende verplichting tot samenwerking onder de OBeliX-overeenkomst. Het hof overweegt daarover als volgt.
Gezamenlijk Multipress- of centraal ordermanagementsysteem (punt 2 van 6.1)
6.9
Xerox heeft in dit verband allereerst aangevoerd dat OBT c.s. structureel weigerde om mee te werken aan het tot stand brengen en implementeren van adequate werkprocessen zoals één samenwerkend systeem voor de
enterprise resource planning (ERP). Het gaat dan om het bijhouden van de opdrachtenstroom, het offertetraject, de productieplanning, de fase van uitvoering, de administratieve en financiële afwikkeling, de facturatie, de debiteurenbestanden en de export van gegevens voor de boekhoudkundige verwerking door de beide bedrijven van Xerox en OBT c.s. Bij Xerox wordt voor de ERP wereldwijd het softwarepakket SAP gebruikt. Bij OBT c.s. werd hiervoor een voor de grafische industrie gespecialiseerd pakket gebruikt, te weten Multipress. Om de uit de Overeenkomst voortvloeiende opdrachtenstroom als (hoofd)opdrachtnemer van de overheid te kunnen monitoren en beter bij te kunnen houden was volgens Xerox een samengevoegd ERP-systeem nodig, en in het kader van de samenwerking met OBT c.s. onder de OBeliX-overeenkomst was zij bereid om daarvoor het Multipress-systeem van OBT c.s. te gebruiken. OBT c.s. weigerde echter structureel om Xerox toegang te verschaffen tot de Multipress omgeving van OBT c.s., terwijl dat in feite al in november 2014 zo met elkaar was afgestemd. Toen had Xerox immers al het document ‘Beschrijving werkproces en functionele requirements informatievoorziening Xerox/OBT’ gedistribueerd, waarin de werkstroom wordt uitgewerkt om het grote volume aan overheidsorders te kunnen verwerken. Door de stelselmatige weigering van OBT c.s. had Xerox met name geen
real timeinzicht in het offertetraject van OBT c.s., hetgeen de samenwerking tussen partijen, zoals die onder de OBeliX-overeenkomst was beoogd, ernstig frustreerde. Ondanks de vele besprekingen die Xerox hierover met OBT c.s. heeft gevoerd en de start van het project OB[e]liX 2.0 op 20 maart 2018 was in maart 2019 op dit punt nog altijd geen voortgang geboekt. Xerox heeft tijdens de bespreking op 15 maart 2019 daarom een ultimatum gesteld toen bleek dat één Multipress- of één gezamenlijk ordermanagement systeem voor OBT c.s. een no go was. Blijkens het concept-verslag van die vergadering heeft Xerox toen aan OBT c.s. duidelijk gemaakt dat Xerox de situatie van twee accountmanagers bij klanten niet acceptabel vond, dat Xerox de afgelopen jaren verlieslatend is geweest en daarom nu gaat ingrijpen en dat Xerox geen tijd meer had om samen te praten en dat dat nu niet meer kon. Xerox stelt dat dit ultimatum, mede gelet op hetgeen haar voormalige medewerkers [naam 1] (onder ede ten overstaan van de notaris) en [naam 2] daarover hebben verklaard, niet anders kon worden begrepen dan als een door Xerox aan OBT c.s. gerichte ingebrekestelling.
6.1
OBT c.s. heeft hiertegen ingebracht dat onder de OBeliX-overeenkomst was afgesproken dat OBT c.s. voor haar eigen werkzaamheden onder de aanbesteding (drukwerk c.a.) zelf het accountmanagement richting de klant zou voeren en over dat werk dus zelf de regie zou voeren. Zij heeft in zoverre verwezen naar de bij de
teaming agreementbehorende Exhibit A:
“OBT verzorgt het drukwerk met de hiermee samenhangende regiefunctie richting het drukwerk”en de Bijlage A bij de OBeliX-overeenkomst:
“Ieder (Xerox en OBT) is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen omzet. Zowel voor de acquisitie als realisatie en uitvoering. Voor de acquisitie van nieuwe business heeft een ieder een licence to hunt. Nieuwe business wordt voor rekening en levering van de partner die de business contracteert en uitvoert.”Zij nam drukwerk aanvragen daarom altijd zelf in behandeling, maakte daar zelf offertes voor en bracht die offertes dan ook zelf uit aan de Rijksoverheid, zij het dat zij daarbij zoals afgesproken gebruik maakte van het Xerox-briefpapier. Vanaf het moment waarop OBT c.s. de drukwerkorder had bevestigd kon Xerox het verdere proces in haar eigen Multipress-systeem real time volgen doordat dat systeem was gekoppeld aan de Multipress-systemen van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] . Xerox kon de klant dan zelf factureren. In het daaraan voorafgaande offerte traject werd Xerox niet betrokken om de doelmatigheid van de communicatie met de klant te waarborgen. Daarnaast heeft OBT c.s. medio 2015 de zogenaamde Offertemonitor ingevoerd. Daarmee had Xerox op ieder gewenst moment real time inzage in alle gegevens uit alle offertes van OBT c.s. Een volledige samenvoeging van de Multipress-systemen van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en Xerox was volgens OBT c.s. niet mogelijk. Iedere grafische onderneming heeft namelijk een andere bedrijfsomvang, een eigen kostenstructuur, een eigen bedrijfsvoering en eigen machines die weer andere grafische mogelijkheden kunnen bieden dan andere ondernemingen, aldus OBT c.s., die daaraan heeft toegevoegd dat ieder Multipress-systeem daarom zorgvuldig is toegesneden op de eigen kenmerken van de onderneming. OBT c.s. stelt dat zij Xerox later ook nog heeft voorgesteld om de Multipress-systemen zodanig aan elkaar te koppelen dat Xerox niet alleen inzage in de orders, maar ook in de offertes van OBT c.s. zou krijgen, maar dat dat door Xerox werd afgewezen omdat zij alleen volledige samenvoeging wenste of in elk geval een zodanig nauwe koppeling dat zij ook inzage zou krijgen in de aan de offertes van OBT c.s. ten grondslag liggende calculaties. Aan dat laatste wilde OBT c.s. niet meewerken, omdat Xerox dan toegang zou krijgen tot de interne bedrijfsgevoelige informatie van OBT c.s., terwijl dat voor de vervulling van haar rol als hoofdopdrachtnemer bij de Overeenkomst helemaal niet nodig was, aldus nog steeds OBT c.s.
6.11
Partijen zijn het erover eens dat in de OBeliX-overeenkomst geen afspraken, laat staan uitgewerkte afspraken, staan opgenomen over het hanteren van één gezamenlijk ERP-systeem. Wel hadden partijen waar het betreft de acquisitie en uitvoering van nieuwe orders, blijkens de Exhibit A en Bijlage A van de OBeliX-overeenkomst, de afspraak gemaakt dat Xerox die betreffende het printwerk op zich zou nemen en OBT c.s. die als het zou gaan om drukwerk. Dat deze werkafspraken pas zouden gelden nadat de order was bevestigd, zoals Xerox heeft betoogd, is door OBT c.s. bestreden en door Xerox vervolgens niet nader toegelicht of onderbouwd. OBT c.s. heeft gemotiveerd betoogd dat het rechtstreekse contact tussen haar en de klant in het offertetraject, dus zonder tussenkomst van Xerox, leidde tot een efficiëntere bediening van de klant. Voor een real time inzicht in het ordertraject waren de systemen van Xerox en OBT c.s. gekoppeld. Daarnaast had Xerox door middel van de zogenoemde Offertemonitor inzage in de offertegegevens van OBT c.s. Niet gebleken is dat partijen nader zijn overeengekomen dat het ordermanagementsysteem van beide bedrijven zodanig zou (moeten) worden samengevoegd dat Xerox alsnog ook real time inzage zou krijgen in het gehele (drukwerk) offertetraject van OBT c.s. of in de wijze waarop haar drukwerkorders tot stand kwamen. Ook het in 2018 ingezette project OB[e]liX 2.0 heeft niet geleid tot dergelijke nadere afspraken over de samenvoeging van ERP-systemen. Na de gemotiveerde betwisting op dat punt door OBT c.s. heeft Xerox ook niet voldoende nader toegelicht dat en waarom een dergelijk gezamenlijk systeem voor de vervulling van haar taken en verantwoordelijkheden als hoofdopdrachtnemer onder de Aanbesteding noodzakelijk zou zijn geweest, noch ook dat de afgesproken wijze van samenwerking onder de OBeliX-overeenkomst deze volledige samenvoeging, buiten de reeds bestaande koppeling tussen de bestaande Multipress-systemen en de door OBT c.s. geboden mogelijkheid tot inzage in de offertegegevens, van OBT c.s. eiste. Het hof kan dan ook niet inzien in welk opzicht OBT c.s. op dit punt jegens Xerox zou zijn tekortgeschoten in de samenwerking.
Print=Print (punt 3 van 6.1)
6.12
Xerox stelt dat OBT c.s. wat betreft haar verplichting tot samenwerking ook tekortgeschoten is in de afspraak dat zij zich alleen zou toeleggen op het drukwerk en de printopdrachten dus bij Xerox zou laten. Volgens Xerox heeft OBT c.s. in strijd met deze afspraak in de periode 2016-2019 voor ongeveer 1,4 miljoen euro aan printwerk althans een substantiële hoeveelheid aan printwerk verricht. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van Xerox van 14 maart 2018, die zij kort voor het directie-overleg op 20 maart 2018 naar OBT c.s. stuurde:
“De afgelopen maand is er nog steeds printwerk gedaan door OBT en dat kan niet zonder afstemming. Print werk is printwerk en drukwerk is drukwerk.”Het verslag van dat directie-overleg, waarin ook de aftrap plaatsvond van het project OB[e]liX 2.0, vermeldt hierover:
“In 2017 en ook in de eerste 2 maanden 2018 is er een aanzienlijk deel print door OBT gedaan. Er worden hiervoor diverse redenen vanuit OBT aangedragen; (…) Statement Xerox is “Print is Print” en Print is voor Xerox binnen dit contract.”Uit een door Xerox opgesteld overzicht van de omzet uit hoofde van de OBeliX-overeenkomst blijkt verder dat OBT c.s. in 2018 17,1% van alle printopdrachten heeft verricht en over de eerste maanden van 2019 zelfs 27,3%. Dit printwerk is niet in opdracht van of na afstemming met Xerox verricht, hetgeen volgens Xerox een bewuste en fundamentele schending door OBT c.s. van de OBeliX-overeenkomst oplevert. Nu herstel daarvan niet meer mogelijk is verkeerde OBT c.s. op dit punt langdurig en stelselmatig in verzuim, aldus nog steeds Xerox.
6.13
OBT c.s. betwist niet dat het printwerk onder de Aanbesteding op zichzelf inderdaad door Xerox zou worden uitgevoerd. Zij stelt echter dat het onderscheid tussen druk- en printwerk in de praktijk niet altijd duidelijk is te maken en dat het nogal eens voorkwam dat een printopdracht, vanwege bijvoorbeeld de door de klant gevraagde oplage of gewijzigde kleurstellingen of vanwege het afwijkende papierformaat, naderhand wijzigde in een drukwerkopdracht of andersom. Partijen hebben dit bij het aangaan van de OBeliX-overeenkomst onderkend, getuige de toevoeging in Bijlage A bij het daarin opgenomen overzicht van door OBT c.s. te verrichten diensten:
“OBT verzorgt al het drukwerk, inclusief al het point of sale materiaal. De bepaling wat drukwerk en printwerk is wordt in onderling overleg gedaan, op basis van logica, waarin de factoren oplage, volume, levertijd en kwaliteit en klantwens wordt meegenomen.”Bovendien blijkt uit het verslag van het overleg dat in 10 juli 2018 plaatsvond ten behoeve van de verdere afspraken en werkwijzen onder het Project OB[e]liX 2.0 dat voor de regel Print=Print een belangrijke uitzondering gold, namelijk:
“…..wordt het printwerk door Xerox gedaan, tenzij: * er specifieke kwaliteitseisen (bv een specifieke papiersoort) aan de opdracht zijn gesteld, waardoor het printwerk niet op de machines, die Xerox tot haar beschikking heeft, uitgevoerd kan worden. (…).”Daarnaast ging het volgens OBT c.s. wel eens om combinatie-opdrachten met zowel elementen van printwerk als drukwerk en werd zo’n opdracht dan alleen onder een van beide geboekt. Ten slotte heeft OBT c.s. ook wel printwerk verricht omdat Xerox haar dat vanwege voortdurende onderbezetting zelf vroeg, aldus OBT c.s.
6.14
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de manier waarop partijen uitvoering gaven aan de Print=Print-regel erop wijst dat van een vastomlijnde afspraak geen sprake was. Reeds in de OBeliX-overeenkomst was opgenomen dat steeds in overleg, onder meer op basis van ‘logica’, zou worden bepaald wat drukwerk en wat printwerk was, terwijl OBT c.s. later ook op verzoek van Xerox, bijvoorbeeld vanwege specifieke kwaliteitseisen waarvoor de machines van Xerox minder geschikt waren, wel eens printwerk is gaan verrichten. De afspraak Print=Print was dus voortdurend in beweging en partijen bleven al die tijd met elkaar in overleg over de vraag hoe het beste en meest (kosten)efficiënt met dit uitgangspunt moest worden omgegaan. Onder die omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat, wanneer en op welk punt precies sprake was van een tekortkoming aan de zijde van OBT c.s. Xerox heeft OBT c.s. ter zake ook niet in gebreke gesteld, zodat ook daarmee niet kan worden vastgesteld waaruit het verzuim van OBT c.s. precies bestond en per wanneer dat dan zou zijn ingetreden.
Verlieslatendheid bij Xerox (punt 1 van 6.1)
6.15
Al met al kan uit de stellingen van Xerox worden afgeleid dat zij teleurgesteld was in de samenwerking met OBT c.s. onder de OBeliX-overeenkomst. Die teleurstelling is begrijpelijk, want de (print)opdrachten aan Xerox onder de Aanbesteding zijn volgens haar verlieslatend gebleken, terwijl de (drukwerk)opdrachten aan OBT c.s. na de opstartfase winstgevend waren geworden. Van de aanvankelijk beoogde 60% drukwerkopdrachten (OBT c.s.) en 40% printwerkopdrachten (Xerox) is in de loop van de jaren een verschuiving ontstaan naar 80% drukwerk voor OBT c.s. en 20% printwerk voor Xerox. Dit terwijl partijen in (Bijlage A bij) de OBeliX-overeenkomst hadden afgesproken dat indien
“één der partners aantoonbaar niet langer winstgevend kan opereren, [..] de andere partner de verplichting [heeft] zich maximaal in te spannen om te helpen weer winstgevendheid voor beide te realiseren.”Het hof heeft op grond van de stellingen van Xerox echter niet kunnen vaststellen dat OBT c.s. zich niet aan deze inspanningsverplichting heeft gehouden. Die verplichting kan in elk geval niet meebrengen dat OBT c.s. de door haar gemaakte efficiëntieslag bij het (onder de OBeliX-overeenkomst toegestane) rechtstreeks verwerven en invullen van drukwerkorders onder de Aanbesteding zou moeten terugdraaien om de enkele reden dat Xerox in die aanbesteding had te gelden als de hoofdopdrachtnemer. Evenmin kan OBT c.s. met een verwijzing naar haar inspanningsverplichting worden verweten dat de stroom drukwerkopdrachten onder de Aanbesteding in de loop der jaren steeds meer toenam ten koste van de stroom printwerkorders. Dat dat kwam doordat OBT c.s. Xerox ten overstaan van haar klanten negatief zou hebben afgeschilderd of opdrachten voor printwerk als (elektronisch) drukwerk zou hebben uitgevoerd is door Xerox, na de betwisting daarvan door OBT c.s., niet wezenlijk gesubstantieerd of onderbouwd. Ook de omstandigheid dat OBT c.s. gedurende in elk geval de eerste negen maanden van 2015 buiten de OBeliX-overeenkomst om is blijven werken voor het ministerie van Defensie maakt het voorgaande niet anders. Naar OBT c.s. hierover onbestreden heeft aangevoerd was zij voorafgaand aan de Aanbesteding voor dit ministerie immers al de exclusieve leverancier van druk- én printwerk. Het hof neemt dan ook aan dat dit aanvankelijk buiten de ObeliX-overeenkomst om verrichte werk voor het ministerie slechts van tijdelijke aard was en inherent aan de overgang van de oude naar de nieuwe werkafspraken.
Conclusie wat betreft de ingeroepen ontbinding
6.16
De conclusie uit het voorgaande is dat zich naar het oordeel van het hof geen tekortkomingen hebben voorgedaan die Xerox op grond van artikel 26.1 onder (a) van de OBeliX-overeenkomst het recht zou hebben gegeven om de overeenkomst (na sommatie) te ontbinden. Evenmin kan uit de gedragingen van OBT c.s. gedurende de looptijd van de OBeliX-overeenkomst worden afgeleid dat zij niet langer in staat moest worden geacht om haar verplichtingen uit de OBeliX-overeenkomst na te komen zoals in artikel 26.1 onder (b) van de Overeenkomst is bedoeld. Voor de opdracht van DUO heeft zij geleverd wat zij moest leveren en de eerdere klachten vanuit de RCE, RIVM, DJI en het ministerie van Defensie zijn in overleg opgelost. De verplichting tot samenwerking bij de totstandkoming van gezamenlijke werkprocessen (Multipress) of de uitvoering van werkafspraken (Print=Print) is voorts niet zodanig concreet geworden dat reeds uit het feit dat de samenwerking daarin in de visie van Xerox niet steeds naar wens verliep kan worden afgeleid dat OBT c.s. haar verplichtingen niet nakwam of daartoe niet langer in staat was. Aan de vraag naar de ernst van de tekortkoming(en) of de vraag of de ‘tenzij’-bepaling van artikel 6:265 BW al dan niet door artikel 26.1 van de Overeenkomst opzij wordt gezet komt het hof daarom niet toe.
Opzegging
6.17
Xerox heeft zich subsidiair beroepen op opzegging van de OBeliX-overeenkomst. Dat heeft zij gedaan bij brief van 17 april 2019 en herhaald bij brief van 30 augustus 2019. Zij heeft erop gewezen dat uit het bepaalde in artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een opdrachtgever als zij een overeenkomst
te allen tijdekan opzeggen. Blijkens artikel 8.1 van de OBeliX-overeenkomst hebben partijen niet beoogd om van dit uitgangspunt af te wijken, nu in dat artikel slechts wordt verwezen naar artikel 26 van de Overeenkomst dat uitdrukkelijk niet gaat over opzegging maar over ontbinding. Ook elders in de OBeliX-overeenkomst zijn partijen geen specifieke regeling voor opzegging overeengekomen, hetgeen er volgens Xerox op wijst dat zij niet een van artikel 7:408 lid 1 BW afwijkende regeling wensten af te spreken.
6.18
Het hof gaat in het betoog van Xerox niet mee. Partijen hebben in artikel 8.1 van de OBeliX-overeenkomst immers opgenomen dat Xerox het recht heeft om de OBeliX-overeenkomst op te zeggen vanwege aan OBT c.s. toe te rekenen omstandigheden in de gevallen zoals bedoeld in artikel 26 van de Overeenkomst. Niet gebleken is dat een van die gevallen zich hier heeft voorgedaan. Dat in genoemd artikel 8.1 abusievelijk ook ‘opzegging’ wordt genoemd waar alleen ontbinding zou zijn bedoeld, acht het hof niet aannemelijk in het licht van het feit dat het opzeggingsartikel 25 in de Overeenkomst uitdrukkelijk vervallen is verklaard. OBT c.s. heeft daarover onbestreden aangevoerd dat de aanvankelijk in de Overeenkomst opgenomen mogelijkheid van tussentijdse opzegging zich niet verdroeg met de verplichting onder de Aanbesteding voor Xerox om het dienstverband van 27 voormalige ambtenaren van de overheidsdienst VijfKeerBlauw van de Staat over te nemen. De vraag of in het kader van de OBeliX-overeenkomst al dan niet moet worden gesproken van een aannemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:750 BW kan met het oog op het voorgaande onbesproken blijven.
(…)
Slotsom en proceskosten
6.2
De conclusie is dat het hoger beroep van Xerox niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Xerox als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.”

4.Aanvullende feiten in de schadestaatprocedure

4.1.
Na de hoofdzaak hebben zich, voor zover relevant, de volgende feiten voorgedaan.
Beslagen
4.2.
Op 24 en 25 mei 2023 heeft OBT c.s. ten laste van Xerox c.s. conservatoire beslagen laten leggen voor € 18.328.809,20.
4.3.
Bij vonnis van 5 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Xerox c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan OBT c.s. van een voorschot van € 1.250.000 op de door OBT c.s. geleden en te lijden schade. Dit bedrag heeft Xerox op 13 juni 2023 voldaan.
4.4.
Op 3 augustus 2023 heeft OBT c.s. ingestemd met een
escrow agreementter vervangende zekerheid voor de conservatoire beslagen.
Schadebegroting
4.5.
Voor de begroting van de omvang van de door OBT c.s. geleden en te lijden schade heeft OBT c.s. schade-expertisebureau Context B.V. (hierna: Context) ingeschakeld. Context heeft de volgende rapporten opgesteld:
  • een rapport van 19 mei 2023, waarin de schade van OBT c.s. is begroot op € 26.648.689, inclusief wettelijke rente per 1 mei 2023 (hierna: Context I);
  • een rapport van 21 augustus 2023, waarin de schade is begroot op € 23.571.680, inclusief wettelijke rente per 1 mei 2023 (hierna: Context II);
  • een rapport van 4 december 2023, waarin de schade is begroot op € 25.066.757, inclusief wettelijke rente per 1 mei 2023 (hierna: Context III);
  • een rapport van 31 mei 2024, waarin de schade is begroot op € 28.778.923 (inclusief wettelijke rente per 1 juni 2024) (hierna: Context IV).
4.6.
Xerox c.s. heeft Alvarez & Marsal Benelux B.V. (hierna: A&M) ingeschakeld om de rapporten van Context te beoordelen. A&M heeft de volgende rapporten uitgebracht:
- een rapport van 30 juni 2023, waarin is geconcludeerd dat de schade (maximaal)
€ 4.350.660 kan bedragen (hierna: A&M I);
- een rapport van 12 oktober 2023, waarin is geconcludeerd dat de schade (maximaal)
€ 1.514.006 kan bedragen (hierna: A&M II);
- een rapport van 14 februari 2024, waarin A&M haar eerdere conclusie heeft gehandhaafd (hierna: A&M III);
- een rapport van 31 mei 2024, waarin A&M de schade van OBT c.s. heeft begroot op
€ 1.108.064, inclusief wettelijke rente per 1 juni 2024 (hierna: A&M IV).
4.7.
Partijen hebben - na de mondelinge behandeling van 5 maart 2024 - gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant aangezocht, namelijk de heer drs. P. den Hertog RA (hierna: Den Hertog), werkzaam bij Solvaid Consultants B.V., om de juistheid en volledigheid van de omzet van Xerox over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 augustus 2023 over de aan de Staat onder de Overeenkomst geleverde goederen en diensten te controleren. Op 22 april 2024 heeft Den Hertog zijn (definitieve) rapport uitgebracht (hierna: het rapport Solvaid).
4.8.
Het is partijen niet gelukt om tot een minnelijke regeling te komen.

5.Het geschil in de schadestaatprocedure

in conventie

5.1.
OBT c.s. vordert, na wijziging van eis – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Xerox c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan:
- [bedrijfsnaam 1] van primair € 7.912.197 en subsidiair € 6.315.314;
- [bedrijfsnaam 2] van primair € 11.639.480 en subsidiair € 9.290.337;
- OBT van primair € 7.977.246 en subsidiair € 6.367.234;
telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Daarnaast vordert OBT c.s. hoofdelijke veroordeling van Xerox c.s. in de kosten van de procedure, met wettelijke rente.
5.2.
Xerox c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
Xerox c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor het geval dat de rechtbank in conventie een schadevergoeding toewijst voor een bedrag lager dan het door Xerox betaalde voorschot van € 1.250.000, OBT c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Xerox van het verschil tussen de schadevergoeding en het door Xerox betaalde voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente, te rekenen vanaf 13 juni 2023;
II voor het geval dat de rechtbank in conventie een schadevergoeding toewijst voor een bedrag lager dan het bedrag dat Xerox en/of Xerox Europe maximaal dienen aan te houden op grond van de
escrow agreementvan 3 augustus 2023 (te weten € 13.000.000):
a. primair: OBT c.s. gebiedt mee te werken aan de opzegging, dan wel beëindiging van de
escrow agreementvan 3 augustus 2023;
b. subsidiair: OBT c.s. gebiedt mee te werken aan het wijzigen van de
escrow agreementvan 3 augustus 2023, zodat het door Xerox c.s. en/of Xerox Europe maximaal aan te houden bedrag in
escrow€ 1.000.000 bedraagt, althans gelijk staat aan de hoogte van de schadevergoeding, althans een bedrag dat uw rechtbank geraden acht, welk bedrag in
escrowuitsluitend aan OBT c.s. kan worden uitgekeerd in geval van een onherroepelijk rechterlijk oordeel;
III OBT c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure, met wettelijke rente.
5.5.
OBT c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
5.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

in conventie
Uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid?
6.1.
Xerox c.s. stelt zich op het standpunt dat de schadevordering van OBT c.s.:
-
primair: afstuit op artikel 7 van de TA;
-
subsidiair: beperkt is tot € 1.250.000 op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst;
-
meer subsidiair: beperkt is tot maximaal € 3.000.000 op grond van artikel 13 van de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden 2014 (hierna: ARIV-2014);
-
uiterst subsidiair: beperkt is tot maximaal € 12.500.000 op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst.
6.2.
Xerox c.s. voert terecht aan dat verweren met betrekking tot uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid in een schadestaatprocedure kunnen worden gevoerd. [1] De rechtbank zal de onder 6.1 genoemde verweren van Xerox c.s. hierna dan ook beoordelen.
Artikel 7 van de TA
Relevante bepalingen
Overweging E bij de TA:
“The parties wish to define and establish their respective responsibilities, obligations and rights in submitting the Proposal, and any subsequent subcontract resulting there from.”
Artikel 7 van de TA:
“Neither party shall be liable to the other for any direct, indirect or consequential damages in connection with this Agreement, however caused, whether based on contract, warranty, tort or other legal theory, and whether or not informed of the possibility of such damage.”
Artikel 9.4 van de TA:
“The provisions of Clauses 6 and 7 above shall survive expiration or termination of this Agreement.”
Standpunten van partijen in de kern
6.3.
Artikel 7 van de TA bevat een algehele uitsluiting van aansprakelijkheid. Volgens Xerox c.s. is deze bepaling niet uitsluitend van toepassing op de inschrijving voor de Aanbesteding, maar heeft deze een veel bredere toepassing. Die bredere toepassing volgt uit punt E van de overwegingen bij de TA. Daarin staat dat de TA de verantwoordelijkheden, rechten en verplichtingen van partijen bevat voor de inschrijving op de Aanbesteding en elke opvolgende overeenkomst die daarmee verband houdt. Artikel 7 van de TA strekt zich dus ook uit over de rechten van partijen in verband met de opvolgende OBeliX-overeenkomst. Artikel 7 van de TA blijft ook na het aangaan van de OBeliX-overeenkomst van kracht, aldus nog steeds Xerox c.s.
6.4.
OBT c.s. betwist dat artikel 7 van de TA van toepassing is op de OBeliX-overeenkomst. Met de TA maakten partijen afspraken over het uitbrengen van een voorstel aan de Staat in het kader van de Aanbesteding. Toen de Aanbesteding eenmaal door Xerox was gewonnen, was de TA uitgewerkt en hebben partijen de OBeliX-overeenkomst gesloten, waarin alle afspraken tussen partijen zijn terechtgekomen. Artikel 7 van de TA blijft op grond van artikel 9.4 van de TA weliswaar van toepassing als de TA is uitgewerkt of beëindigd, maar in dit geval gaat het niet om schending van een verplichting uit de TA. Artikel 7 van de TA is volgens OBT c.s. bovendien nietig, wegens strijd met de goede zeden. Het beroep van Xerox c.s. op algehele uitsluiting van aansprakelijkheid is in ieder geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus nog steeds OBT c.s.
Artikel 7 van de TA is niet van toepassing
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat de exoneratieclausule van artikel 7 van de TA niet van toepassing is op het onderhavige geschil en overweegt daartoe het volgende.
6.6.
In de hoofdzaak is vast komen te staan dat Xerox de OBeliX-overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden en aansprakelijk is voor de schade die OBT c.s. als gevolg daarvan lijdt. De grond voor aansprakelijkheid van Xerox is dus de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst. De vraag of de exoneratieclausule van artikel 7 van de TA (die op grond van artikel 9.4 van de TA nog werking heeft) ook van toepassing is op een onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst, is een kwestie van uitleg. Bij de uitleg komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de clausule mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2]
6.7.
Artikel 7 van de TA bepaalt dat partijen niet aansprakelijk zijn voor schade ‘
in connection with this Agreement’. De uitleg die OBT c.s. hieraan geeft, namelijk dat het gaat om uitsluiting van aansprakelijkheid voor schade die verband houdt met schending van de afspraken uit de TA, acht de rechtbank juist. Met de woorden ‘
this Agreement’ wordt immers duidelijk verwezen naar de TA. Verder is van belang dat de TA bedoeld is om afspraken tussen Xerox en OBT c.s. vast te leggen in de fase waarin zij met elkaar optrokken om de Aanbesteding gegund te krijgen (de aanbestedingsfase). Mocht de aanbesteding aan Xerox worden gegund, dan zouden Xerox en OBT c.s. nadere afspraken maken voor de fase waarin zij de opdracht in onderlinge samenwerking zouden uitvoeren (de uitvoeringsfase). Deze nadere afspraken zijn ook gemaakt en vastgelegd in de OBeliX-overeenkomst. Partijen hebben dus voor de verschillende fases verschillende overeenkomsten gesloten. De TA en de OBeliX-overeenkomst bevatten bovendien beide – inhoudelijk van elkaar afwijkende – exoneratieclausules. De uitleg van Xerox c.s., dat bij een onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst de exoneratieclausule uit de TA van toepassing is, volgt de rechtbank dan ook niet.
6.8.
Het beroep van Xerox c.s. op uitsluiting van haar aansprakelijkheid op grond van artikel 7 van de TA slaagt op grond van het voorgaande dus niet. De rechtbank hoeft bij deze stand van zaken niet in te gaan op overige door OBT c.s. aangevoerde verweren.
Artikel 16.3 van de Overeenkomst: beperking aansprakelijkheid tot € 1,25 miljoen per gebeurtenis
Relevante bepalingen
Artikel 1.3 van de OBeliX-overeenkomst (back-to-back):
“De bepalingen en voorwaarden van de Overeenkomst (…) zijn – voorzover het de diensten in Bijlage A. betreft – van overeenkomstige toepassing tussen Xerox en OBT, waarbij Xerox de Opdrachtgever is en OBT de Opdrachtnemer. (…)
Artikel 16.2 van de Overeenkomst:
“De Partij die toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen en/of onrechtmatig handelt jegens de andere Partij, is tegenover de andere Partij aansprakelijk voor de door de andere Partij geleden dan wel te lijden schade.”
Artikel 16.3. van de Overeenkomst:
“De in artikel 16.2 bedoelde aansprakelijkheid van iedere Partij is beperkt tot EUR 2,50 miljoen per kalenderjaar, met een maximum van EUR 1,25 miljoen per gebeurtenis. Voor zowel Opdrachtgever als Opdrachtnemer geldt dat een reeks van samenhangende gebeurtenissen als een en dezelfde gebeurtenis wordt aangemerkt.”
Artikel 16.4 van de Overeenkomst:
“De in artikel 16.3 van deze Overeenkomst genoemde beperking van de totale aansprakelijkheid vindt geen toepassing i) ingeval van aanspraken van derden op schadevergoeding ten gevolge van dood of letsel, ii) indien sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van een Partij en/of diens Personeel, en/of iii) in geval van schending van intellectuele eigendomsrechten zoals bedoeld in artikel 18 van deze Overeenkomst.”
Standpunten van partijen in de kern
6.9.
Xerox c.s. stelt dat de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst moet worden gezien als een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 16.2 van de Overeenkomst. Haar aansprakelijkheid is op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst – dat naar artikel 16.2 verwijst – beperkt tot € 1,25 miljoen, omdat de onterechte ontbinding moet worden gezien als één gebeurtenis.
6.10.
OBT c.s. betwist dat de onterechte ontbinding moet worden gezien als één gebeurtenis. Volgens OBT c.s. moet onder een gebeurtenis worden verstaan: een losse opdracht. Xerox c.s. betwist deze lezing, en wijst er (onder meer) op dat met artikel 16.3 van de Overeenkomst is beoogd alle soorten van aansprakelijkheid te beperken. Volgens OBT c.s. heeft artikel 16.3 van de Overeenkomst in ieder geval geen betrekking op een tekortkoming die erin bestaat dat de opdrachtgever de gehele mantelovereenkomst voortijdig en op onregelmatige wijze beëindigt.
6.11.
Ter zitting heeft OBT c.s. desgevraagd verduidelijkt dat als zij niet wordt gevolgd in haar uitleg van artikel 16.3 van de Overeenkomst, zij zich beroept op artikel 16.4 van de Overeenkomst. Op basis daarvan geldt de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 16.3 van de Overeenkomst niet in het geval van (onder meer) grove schuld. Mocht geen sprake zijn van opzet of grove schuld, dan is een beroep op de aansprakelijkheidsbeperking volgens OBT c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 6:248 lid 2 BW).
De aansprakelijkheidsbeperking tot € 1,25 miljoen gaat niet op
6.12.
Xerox is door de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en aansprakelijk voor de schade die OBT c.s. als gevolg daarvan lijdt, en valt daarmee onder de reikwijdte van artikel 16.2 van de Overeenkomst. Deze aansprakelijkheid wordt in artikel 16.3 van de Overeenkomst ‘beperkt tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar, met een maximum van € 1,25 miljoen per gebeurtenis’. Partijen verschillen van mening over de uitleg die aan artikel 16.3 van de Overeenkomst moet worden gegeven. In het kader van het subsidiaire verweer van Xerox c.s. is de vraag of de onterechte ontbinding van de OBeliX-Overeenkomst moet worden gezien als één gebeurtenis, met een beperking van de aansprakelijkheid tot € 1,25 miljoen. OBT c.s. is niet bij de totstandkoming van artikel 16.3 van de Overeenkomst betrokken geweest. OBT c.s. en Xerox hebben bij het sluiten van de OBeliX-overeenkomst, voor zover de rechtbank bekend, niet nader gesproken of onderhandeld over de precieze reikwijdte van (met name) de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 16.3 van de Overeenkomst die van overeenkomstige toepassing is. Een meer objectieve uitleg, waarbij de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van de gehele overeenkomst, van groot belang is, ligt dan voor de hand. Uiteindelijk zijn bij de uitleg de omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis. [3]
6.13.
Voor de uitleg van OBT c.s., die erop neerkomt dat onder de woorden ‘per gebeurtenis’ uitsluitend is bedoeld ‘per losse opdracht’, ziet de rechtbank – gelet op de gemotiveerde betwisting van Xerox c.s. – onvoldoende aanknopingspunten. Onder een gebeurtenis kan naar de letter, maar ook gelet op de omstandigheden, meer worden verstaan dan een losse opdracht. De OBeliX-overeenkomst vormt immers de basis voor de gehele samenwerking tussen OBT c.s. en Xerox. Daaruit vloeien uiteindelijk opdrachten voor de een of de ander voort, maar de samenwerking ziet op meer dan dat. Dat een gebeurtenis meer kan omvatten dan een losse opdracht, is tegen die achtergrond een redelijke uitleg van artikel 16.3 van de Overeenkomst.
6.14.
De puur taalkundige uitleg van Xerox c.s., dat onder een gebeurtenis ook de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst kan vallen, volgt de rechtbank evenwel ook niet. Hoewel de bewoordingen bij de uitleg belangrijk zijn, is dat niet het enige waar naar moet worden gekeken. Ook overige gezichtspunten spelen bij de uitleg een rol, waaronder het resultaat waartoe een bepaalde uitleg leidt. De rechtbank acht in dit geval van belang dat – als niet weersproken – vast staat dat de OBeliX-overeenkomst in de eerste vijf jaren voor OBT c.s. (grote) financiële waarde had. Op het moment van de onterechte ontbinding door Xerox had de OBeliX-overeenkomst in ieder geval nog een looptijd van ruim vijf jaren in het vooruitzicht. Een uitleg die erop neerkomt dat Xerox de overeenkomst voortijdig en zonder geldige reden ten einde kan brengen, en daarbij beperkt is in haar aansprakelijkheid tot € 1,25 miljoen, is gelet op genoemde omstandigheden niet redelijk te noemen. Daar komt bij dat niet gesteld of gebleken is dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst rekening hebben gehouden met het scenario van een onterechte ontbinding en de mogelijkheid dat dit taalkundig een gebeurtenis in de zin van artikel 16.3 van de Overeenkomst, met alle verstrekkende (financiële) gevolgen van dien, zou kunnen opleveren.
6.15.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat de aansprakelijkheidsbeperking tot € 1,25 miljoen in dit geval niet opgaat. De rechtbank hoeft daarom niet in te gaan op overige door OBT c.s. op dit punt gevoerde verweren.
Artikel 13 van de ARIV-2014
Relevante bepalingen
Artikel 3.3 van de Overeenkomst
“Voor zover het bepaalde in deze Overeenkomst (met uitzondering van de Appendices) in tegenspraak is met het bepaalde in de Appendices (…) geldt de navolgende rangorde waarbij een eerder genoemd document prevaleert boven een later genoemd document:
a. deze Overeenkomst (exclusief de Appendices)
(…)
l. Appendix 6 Algemene Rijksinkoopvoorwaarden (ARIV)”
Artikel 13 van de ARIV-2014
“De Partij die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, is tegenover de andere Partij aansprakelijk voor de door de andere Partij geleden dan wel te lijden schade, met dien verstande dat de aansprakelijkheid, per gebeurtenis, beperkt is tot een bedrag van:
(…)
- € 3.000.000,- voor opdrachten waarvan de totale waarde meer is dan € 500.000,-.
Samenhangende gebeurtenissen worden daarbij aangemerkt als één gebeurtenis.
De beperking van de aansprakelijkheid als hiervoor bedoeld komt te vervallen:
(…)

b. indien sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van Opdrachtnemer of diens Personeel;”
Standpunten van partijen in de kern
6.16.
Xerox c.s. stelt dat de ARIV-2014 door de
back-to-backconstructie van overeenkomstige toepassing is op de OBeliX-overeenkomst. In artikel 13 van de ARIV-2014 is de aansprakelijk per gebeurtenis beperkt tot € 3.000.000 voor opdrachten met een totale waarde van meer dan € 500.000.
6.17.
OBT c.s. betwist (ook hier) dat de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst kan worden gezien als een gebeurtenis in de zin van artikel 13 van de ARIV-2014. Deze aansprakelijkheidsbeperking is volgens OBT c.s. dan ook niet van toepassing.
ARIV-2014 is niet van toepassing
6.18.
OBT c.s. heeft niet betwist dat de ARIV-2014
back-to-backook van toepassing zijn op de relatie tussen haar en Xerox. Dit blijkt ook wel uit artikel 1.3 van de OBeliX-overeenkomst in samenhang met artikel 3.3 van de Overeenkomst. De rechtbank gaat dan ook uit van de toepasselijkheid van de ARIV-2014. Xerox c.s. stelt dat de Overeenkomst (en naar de rechtbank begrijpt
back-to-backook de OBeliX-overeenkomst) op grond van de artikelen 3.3 van de Overeenkomst vóórgaat op de ARIV-2014. Xerox c.s. heeft in het licht van haar eigen stelling niet duidelijk gemaakt waarom de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 13 van de ARIV-2014 dan zou moeten prevaleren boven artikel 16.3 van de Overeenkomst. Reeds op die grond faalt het beroep van Xerox c.s. op artikel 13 van de ARIV-2014.
Artikel 16.3 van de OBeliX-overeenkomst: beperking van de aansprakelijkheid tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar
Relevante bepalingen
Artikel 16.2 van de Overeenkomst:
“De Partij die toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen en/of onrechtmatig handelt jegens de andere Partij, is tegenover de andere Partij aansprakelijk voor de door de andere Partij geleden dan wel te lijden schade.”
Artikel 16.3. van de Overeenkomst:
“De in artikel 16.2 bedoelde aansprakelijkheid van iedere Partij is beperkt tot EUR 2,50 miljoen per kalenderjaar, met een maximum van EUR 1,25 miljoen per gebeurtenis. Voor zowel Opdrachtgever als Opdrachtnemer geldt dat een reeks van samenhangende gebeurtenissen als een en dezelfde gebeurtenis wordt aangemerkt.”
Artikel 16.4 van de Overeenkomst:
“De in artikel 16.3 van deze Overeenkomst genoemde beperking van de totale aansprakelijkheid vindt geen toepassing i) ingeval van aanspraken van derden op schadevergoeding ten gevolge van dood of letsel, ii) indien sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van een Partij en/of diens Personeel, en/of iii) in geval van schending van intellectuele eigendomsrechten zoals bedoeld in artikel 18 van deze Overeenkomst.”
Standpunten van partijen in de kern
6.19.
Xerox c.s. stelt dat in het uiterste geval haar aansprakelijkheid op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst is beperkt tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar. De OBeliX-overeenkomst zou op het moment van de ontbinding nog een looptijd van vijf jaren hebben gehad, zodat haar aansprakelijkheid is gemaximeerd op (5 x € 2,5 miljoen =) € 12,5 miljoen. Artikel 16.3 ziet volgens Xerox c.s. op alle soorten aansprakelijkheid, dus ook de onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst valt daaronder.
6.20.
OBT c.s. betwist dit en voert (wederom) aan dat de onterechte ontbinding van de OBeliX-Overeenkomst door Xerox niet onder het toepassingsbereik van artikel 16.3 van de Overeenkomst valt. Mocht OBT c.s. hierin niet worden gevolgd, dan beroept zij zich (wederom) op artikel 16.4 van de Overeenkomst. Op basis daarvan geldt de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 16.3 van de Overeenkomst niet in het geval van (onder meer) grove schuld. Volgens OBT c.s. is sprake van grove schuld aan de kant van Xerox, omdat zij wist dat de ontbinding onterecht was en de schade voor OBT c.s. groot zou zijn. Mocht geen sprake zijn van opzet of grove schuld, dan is een beroep op de aansprakelijkheidsbeperking volgens OBT c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 6:248 lid 2 BW).
Aansprakelijkheid is beperkt tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst
6.21.
Ook hier komt het weer aan op uitleg van artikel 16.3 van de Overeenkomst (zie overweging 6.12). De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat voor zover artikel 16.3 van de Overeenkomst spreekt over de aansprakelijkheidsbeperking van € 1,25 miljoen per gebeurtenis, daar niet de situatie van een onterechte ontbinding van de OBeliX-overeenkomst onder valt. Dit laat onverlet dat de rechtbank wel van oordeel is dat de onterechte ontbinding van de OBeliX-Overeenkomst onder artikel 16.3 van de Overeenkomst valt voor zover het gaat over de aansprakelijkheidsbeperking van € 2,5 miljoen per kalenderjaar. Vanaf het moment van de onterechte ontbinding is Xerox doorlopend tekort gaan schieten onder de OBeliX-overeenkomst. Ieder jaar wordt daardoor nieuwe schade (winstderving) veroorzaakt, tot het maximum van € 2,5 miljoen per kalenderjaar. Anders dan bij de beperking tot € 1,25 miljoen per gebeurtenis, heeft OBT c.s. bij de beperking tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar onvoldoende gemotiveerd dat sprake zou zijn van een dermate grote disproportionaliteit, dat deze uitleg tot onaanvaardbare resultaten zou leiden. De rechtbank betrekt daarbij dat OBT c.s. de schade voor de vermoedelijk resterende termijn van de OBeliX-overeenkomst (die de rechtbank verderop in dit vonnis zal vaststellen t/m 31 december 2024) heeft begroot op (ongeveer) € 14,9 miljoen. [4] Dit loopt niet uit de pas (en komt zelfs heel dichtbij de aansprakelijkheidsbeperking van 5,7 jaar x € 2,5 miljoen = € 14,25 miljoen), en daarbij is het bij een aansprakelijkheidsbeperking vanzelfsprekend zo dat OBT c.s. mogelijk een deel van de schade zelf zal moeten dragen. Als niet weersproken staat overigens vast dat de aansprakelijkheidsbeperking van € 2,5 miljoen per kalenderjaar voor OBT c.s. gezamenlijk geldt (en dus niet voor [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en OBT afzonderlijk).
6.22.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep van OBT c.s. op artikel 16.4 van de Overeenkomst niet slaagt. Van opzet of grove schuld aan de kant van Xerox is geen sprake. De rechtbank acht hierbij van belang dat de samenwerking tussen partijen al langere tijd niet soepel verliep. Er was discussie over de invoering van een administratief controlesysteem (Multipress) en over de uitvoering van werkafspraken (Print=Print). Na eerdere klachten vanuit de RCE, het RIVM, de DJI en het Ministerie van Defensie, kwam daar de klacht van DUO bij. Op dat moment was de maat voor Xerox kennelijk vol en besloot zij tot ontbinding van de OBeliX-overeenkomst over te gaan. Xerox meende goede gronden te hebben voor de ontbinding, en dat is achteraf (na jaren procederen) een verkeerde inschatting gebleken. Dat Xerox lichtvaardig tot ontbinding is overgegaan, is tegen deze achtergrond niet gebleken.
6.23.
OBT c.s. beroept zich verder nog op artikel 6:248 lid 2 BW. Zij heeft daaraan (onder meer) dezelfde stellingen ten grondslag gelegd als bij haar beroep op artikel 16.4 van de Overeenkomst. De rechtbank heeft al geoordeeld dat geen sprake is van opzet of grove schuld aan de kant van Xerox. Verder heeft OBT c.s. nog gesteld dat er een wanverhouding is tussen de schade en de beperking van aansprakelijkheid tot € 1,25 miljoen. Hieraan gaat de rechtbank voorbij wegens gebrek aan relevantie (het gaat hier immers om een beperking tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar, en zie in dat kader overweging 6.21) . Dan blijft over de stelling dat OBT c.s. geen andere remedie ter beschikking stond dan schadevergoeding, omdat nakoming niet meer mogelijk was, omdat Xerox met een andere partij ( [bedrijfsnaam 3] ) in zee was gegaan voor uitvoering van de DUO-opdracht. Deze enkele omstandigheid maakt echter niet dat de aansprakelijkheidsbeperking tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank wijst het beroep van OBT c.s. op artikel 6:248 lid 2 BW derhalve ook af.
6.24.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de aansprakelijkheid van Xerox op grond van artikel 16.3 van de Overeenkomst beperkt is tot € 2,5 miljoen per kalenderjaar.
Schadebegroting; benoeming deskundige
6.25.
De grondslag van de gevorderde schadevergoeding is een toerekenbare tekortkoming (artikel 6:74 BW). Het gaat hier dus om een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. De omvang van de schade moet daarom worden vastgesteld aan de hand van de regels van titel 1, afdeling 10 van boek 6 BW (artikel 6:95 BW e.v.).
6.26.
De schade bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft (artikel 6:95 lid 1 BW). Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst (artikel 6:96 lid 1 BW). Uitgangspunt is dat de benadeelde zoveel mogelijk moet worden gebracht in de situatie waarin hij zonder de toerekenbare tekortkoming zou hebben verkeerd. Er moet daarom een vermogensvergelijking worden gemaakt tussen (i) de situatie zoals deze in werkelijkheid is (de feitelijke situatie) en (ii) de situatie zoals die vermoedelijk zou zijn geweest wanneer de toerekenbare tekortkoming – in dit geval de onterechte ontbinding door Xerox – wordt weggedacht (de hypothetische situatie). Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat (artikel 6:97 BW). De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is.
6.27.
In deze zaak vordert OBT c.s. gederfde winst gedurende de periode dat de OBeliX-overeenkomst zonder de onterechte ontbinding nog zou hebben uitgediend. Het is zeer moeilijk, zo niet onmogelijk om gederfde winst nauwkeurig vast te stellen vanwege de vele en onzekere factoren die daarbij een rol spelen. De rechter heeft daarom een grote mate van vrijheid bij de schadebegroting (artikel 6:97 BW), waarbij voor zover mogelijk bij wel vaststaande gegevens wordt aangesloten.
6.28.
De berekeningen van de partijdeskundigen (Context aan de kant van OBT c.s. en A&M aan de kant van Xerox c.s.) lopen zeer uiteen, zijn meerdere malen gewijzigd (naar aanleiding van nieuwe informatie) en over en weer gemotiveerd betwist. De rechtbank ziet zich daarom genoodzaakt een deskundige te benoemen om de gederfde winst van OBT c.s. te berekenen. De deskundige zal de vermogensvergelijking (zoals genoemd in overweging 6.26) moeten maken en daarbij (in ieder geval) de volgende uitgangspunten moeten meenemen:
a.
Periode: De rechtbank is van oordeel dat de vermoedelijke einddatum van de OBeliX-overeenkomst 31 december 2024 zou zijn geweest. Dit is de contractuele einddatum van 31 december 2022 met de verlenging van 24 maanden tot 31 december 2024, waarover partijen ook niet in geschil zijn. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van OBT c.s. dat de Overeenkomst tot 31 december 2025 is verlengd en de OBeliX-overeenkomst daarom ook tot die datum zou zijn verlengd. Xerox c.s. heeft dit voldoende gemotiveerd betwist. Volgens Xerox c.s. is de Overeenkomst niet met nog een jaar verlengd. De Overeenkomst biedt daar geen ruimte voor en aanbestedingsrechtelijk levert het problemen voor de Staat op. Ook bij een nieuwe opdracht van de Staat voor het jaar 2025 zou Xerox niet opnieuw kiezen voor OBT c.s. als onderaannemer, omdat zij ontevreden is over de door OBT c.s. verleende diensten. De rechtbank acht het, gelet op de gebeurtenissen, inderdaad niet aannemelijk dat Xerox de samenwerking zou hebben voortgezet. De deskundige zal in de hypothetische situatie dus uit moeten gaan van de einddatum van de OBeliX-overeenkomst van
31 december 2024. Of het redelijk en gebruikelijk is enig uitloopeffect mee te nemen, laat de rechtbank aan het advies van de deskundige over.
Geen toekomstige schade: OBT c.s. stelt dat zij ook na de looptijd van de OBeliX-Overeenkomst schade zal lijden doordat zij in haar concurrentiepositie is geschaad en/of wordt belemmerd in het verrichten van opdrachten voor de Staat. Ter onderbouwing hiervan heeft OBT c.s. aangevoerd dat zij voorafgaand aan de ontbinding al lang actief was voor de Nederlandse overheid en een
track recordhad van 3 jaar. Nu zij in de periode van oktober 2019 tot en met 2024 nauwelijks opdrachten voor de overheid heeft kunnen verrichten, heeft zij geen aantoonbaar
track recordmeer. Hierdoor zal OBT c.s. bij aanbestedingen minder goed scoren op dit onderdeel. Daarnaast is van belang dat OBT c.s. voor aanvang van OBeliX-overeenkomst als enige grafische bedrijf in Nederland een ABDO-certificering had, die nodig was om voor Defensie te kunnen werken. Deze certificering is verlopen. De verminderde concurrentiepositie vertaalt zich ook in mindere opdrachten van aan overheid gerelateerde instellingen en instanties. Xerox c.s. betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de ontbinding van de ObeliX-overeenkomst en het lagere scoringspercentage van OBT c.s. op aanbestedingen. Hiertoe wijst Xerox c.s. erop dat OBT c.s. eind 2019 en 2020 nog werkzaamheden is blijven uitvoeren voor de overheid. OBT c.s. voldeed in 2022 nog steeds aan het
track record. De lagere scoringskans op aanbestedingen kan ook het gevolg zijn van toenemende concurrentie waar Xerox c.s. ook mee te maken heeft. Gelet op deze gemotiveerde betwisting had een nadere onderbouwing van OBT c.s. van haar stelling mogen worden verwacht, die niet is gegeven. Deze component moet derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
Omzetgegevens: Voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 augustus 2023 zijn de omzetgegevens reeds in kaart gebracht door Den Hertog in het rapport Solvaid. De deskundige dient van die gegevens uit te gaan. Voor de periodes die daarbuiten vallen (dus: 17 april 2019 t/m 31 december 2019 en 1 september 2023 t/m 31 december 2024) zal de deskundige de omzetgegevens zelf uit de stukken moeten halen en/of moeten extrapoleren.
Gemiste omzet: OBT c.s. stelt dat de omzet voor de DUO-opdracht en de Corona-zelftest moet worden meegenomen in de berekening. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Xerox c.s. onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat voor de DUO-opdracht alleen een andere onderaannemer ( [bedrijfsnaam 4] ) zou mogen worden ingeschakeld, bij het wegdenken van de onterechte ontbinding. Waarom het druk- en printwerk voor de Corona-zelftest buiten de Overeenkomst zou vallen, heeft Xerox c.s. ook onvoldoende onderbouwd. De omzet voor de DUO-opdracht en de Corona-zelftest moet derhalve worden meegenomen in de berekening van de deskundige. Dat Xerox c.s. ondercapaciteit had en daarom niet alles uit het contract met de Staat heeft kunnen halen en omzet is misgelopen, heeft OBT c.s. – gelet op de betwisting van Xerox c.s. – dan weer onvoldoende gesteld en onderbouwd. Deze component moet derhalve buiten de berekening worden gelaten. Voor zover OBT c.s. stelt dat zij ook omzetverlies heeft geleden op overige klanten, heeft zij daarvoor onvoldoende gesteld.
Verdeling van de omzet: Partijen zijn het niet eens over de verdeling van de omzet onder de OBeliX-overeenkomst in de Periode. OBT c.s. meent dat 70% aan haar toekomt en 30% aan Xerox, op basis van historische gegevens. Xerox c.s. meent dat 48% aan OBT c.s. toekomt en 52% aan Xerox, op basis van de door Den Hertog vastgestelde omzetgegevens en de werkverdeling in de OBeliX-overeenkomst. De rechtbank stelt voorop dat de verdeling van de omzet tussen partijen in de hypothetische situatie niet exact is te bepalen, maar een inschatting blijft. De benadering die Xerox c.s. heeft gekozen, komt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dichter bij de situatie zoals die vermoedelijk zou zijn geweest, dan de methode die OBT c.s. heeft toegepast. Volgens Xerox c.s. was OBT c.s. het tijdens een bijeenkomst op 14 mei 2024 eens met de door haar voorgestelde benadering en de verdeling van de omzet. OBT c.s. betwist dit echter. OBT c.s. spreekt ook tegen dat zij in staat is geweest gedegen steekproeven uit te voeren. Het is naar het oordeel van de rechtbank ondoenlijk om te controleren of Xerox c.s. de 64.000 regels op de juiste wijze heeft toebedeeld aan de verschillende omzetcategorieën. De rechtbank hakt op dit punt een knoop door met gebruikmaking van haar bevoegdheid de omzetverdeling te schatten op
60% voor OBT c.s. en 40 % voor Xerox. Xerox c.s. heeft onvoldoende concreet aangegeven waarom het zwaartepunt van de werkzaamheden onder de OBeliX-overeenkomst na de onterechte ontbinding niet langer meer bij OBT c.s. zou hebben gelegen. De rechtbank acht in dit licht een verdeling waarbij meer omzet toekomt aan OBT c.s. dan aan Xerox passend.
Huurinkomsten: Niet gebleken is dat Xerox de huurovereenkomst met OBT c.s. tijdig heeft opgezegd (uiterlijk één maand voor 31 december 2022), waardoor in de hypothetische situatie op basis van de afspraken een verlenging zou hebben plaatsgevonden. Voor zover Xerox geen huur heeft betaald in de periode tot en met 31 december 2024, moet dit als gemiste inkomsten worden meegenomen in de berekening.
Overig: De rechtbank vraagt advies aan de deskundige over (de mate waarin) eventuele besparingen in incidentele kosten moeten worden meegenomen in de berekening. Het gaat bij de besparingen in ieder geval om: (i) verlaging van de directievergoedingen, (ii) afvloeiingskosten, (iii) verlaging huurkosten drukpers en (iv) huurverlaging.
6.29.
De rechtbank is voornemens de volgende opdracht aan de deskundige te verstrekken:
1. De rechtbank verzoekt de deskundige te berekenen welke winst [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en OBT zijn misgelopen in de periode van 17 april 2019 tot en met 31 december 2024 (uitsplitsen per onderneming).
2. De deskundige dient daarbij een vermogensvergelijking te maken tussen de feitelijke situatie en de hypothetische situatie, zoals is overwogen in 6.26.
3. De deskundige dient daarbij de door de rechtbank in 6.28 geformuleerde (uitgangs)punten bij de berekening te betrekken.
4. De rechtbank verzoekt de deskundige ook de wettelijke rente over de schadebedragen te berekenen tot de datum van het rapport.
5. Mochten er nog andere punten zijn waarvan de deskundige van oordeel is dat deze moeten worden meegenomen bij de berekening, dan verzoekt de rechtbank dit gemotiveerd aan te geven in het rapport.
6.30.
Voordat tot de benoeming van een deskundige zal worden overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de naam van de te benoemen deskundige en de formulering van de uiteindelijke opdracht aan de deskundige.
Tot slot
6.31.
De rechtbank realiseert zich dat de verhouding tussen partijen al langere tijd verstoord is, maar heeft op de zitting ook gezien dat er als ondernemers onderling wel degelijk bereidheid was om er samen uit te komen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis een aantal knopen doorgehakt. Mogelijk biedt dit een opening om nog eens met elkaar in gesprek te gaan, ook om verder oplopende juridische kosten te voorkomen.
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
6.32.
In afwachting van het deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
7.1.
verwijst de zaak naar de rol van
9 april 2025voor uitlating partijen als bedoeld in overweging 6.30; partijen dienen zich op deze roldatum bij akte (bij voorkeur gezamenlijk, maar indien dat niet mogelijk is, ieder bij afzonderlijke akte) uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de opdracht aan de deskundige als (voorlopig) geformuleerd in 6.29;
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
7.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Warmerdam en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025. [5]

Voetnoten

1.HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1674, r.o. 3.5.3.
2.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
3.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, r.o. 4.4 - 4.5.
4.Zie Context IV, p. 6.
5.type: 1554