ECLI:NL:RBDHA:2025:482
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht van asielaanvraag van eiser aan Frankrijk onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 18 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, geboren in 1996 en van Somalische nationaliteit, heeft op 18 mei 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft eerder een beroep gedaan op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser stelt dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor zijn aanvraag omdat hij niet tijdig is overgedragen aan Frankrijk na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag in 2023. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de overdracht aan Frankrijk correct is uitgevoerd. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van een reëel risico op schending van zijn rechten in Frankrijk, en de rechtbank volgt de minister in het standpunt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank wijst erop dat de minister terecht heeft aangenomen dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en dat de eerdere afwijzing van eiser in Frankrijk niet betekent dat de asielprocedure daar niet voldoet aan de Europese wet- en regelgeving. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat het beroep ongegrond is.