ECLI:NL:RBDHA:2025:4713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor ouders in het kader van gezinsleven conform artikel 8 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 14 maart 2025, zijn de beroepen van eisers, twee Pakistaanse ouders, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. De aanvragen waren gericht op het verkrijgen van verblijf in Nederland om gezinsleven te kunnen uitoefenen met hun zoon, die sinds 14 juli 2020 een verblijfsvergunning asiel in Nederland heeft. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen afgewezen op basis van een belangenafweging, waarbij het belang van de Nederlandse staat zwaarder zou wegen dan het persoonlijke belang van de ouders en hun zoon. De rechtbank heeft de beroepen op 11 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft betrokken en dat de afwijzing van de mvv-aanvragen niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging getuigt van een 'fair balance' en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.