ECLI:NL:RBDHA:2025:4472
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep tegen de vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser is opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder voldoende voortvarend handelt. Eiser verblijft al meer dan veertien weken in grensdetentie, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet onredelijk lang is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen zittingsdatum is vastgesteld voor het asielberoep van eiser, wat in de risicosfeer van eiser ligt, aangezien hij een Keniaans paspoort heeft overgelegd dat hij nu als niet-authentiek betwist. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel getoetst en concludeert dat de maatregel rechtmatig is, ook al is de duur van de detentie langer dan de gebruikelijke termijn. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die de voortduring van de maatregel onrechtmatig maken. Eiser heeft geen redenen aangevoerd die maken dat de belangen van de grensbewaking niet zwaarder wegen dan zijn belangen. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.