ECLI:NL:RBDHA:2024:19888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 november 2024, wordt de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld die aan eiser is opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die zich identificeert als [naam 2] met de Kameroense nationaliteit, heeft op 12 oktober 2024 asiel aangevraagd bij aankomst op Schiphol. De rechtbank oordeelt dat de lange duur van de maatregel niet in strijd is met artikel 9 van de Opvangrichtlijn, ondanks dat de uitspraak op het asielberoep pas op 6 januari 2025 zal plaatsvinden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de bewaring zo kort mogelijk moet duren, maar dat in dit geval de voorwaarden voor de vrijheidsontneming nog steeds zijn vervuld. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel onevenredig bezwarend is, vooral gezien zijn medische situatie (HIV), maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom een lichter middel niet is toegepast. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Daarnaast verklaart de rechtbank het beroep met nummer NL24.43887 niet-ontvankelijk, omdat de rechtmatigheid van de maatregel al in het eerdere beroep is beoordeeld.