In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de weigering van toegang tot Nederland en de daaropvolgende vrijheidsontnemende maatregel tegen eiser, die een V-nummer heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toegang op 25 oktober 2024 is geweigerd op basis van artikel 14 van de Schengengrenscode en artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft geen geldig reisdocument en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank heeft de gronden voor de weigering van toegang niet betwist en heeft geoordeeld dat de maatregel van vrijheidsontneming rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat de grensdetentie onredelijk bezwarend is, maar de rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel voldoende zijn en dat de duur van de procedure niet onrechtmatig is. De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor de vrijheidsontnemende maatregel, en binnen vier weken voor de toegangsweigering.