In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 11 maart 2025, wordt het beroep van eiser, een alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoeker uit Soedan, gegrond verklaard. Eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, die België als verantwoordelijke lidstaat aanmerkt. De rechtbank oordeelt dat de informatie in de antwoordbrief van de directeur-generaal van Fedasil van 25 november 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvangsituatie in België dan eerder is vastgesteld in uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van 19 juli en 21 augustus 2024, waarin werd vastgesteld dat alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers bij overdracht aan België een reëel risico lopen om langdurig verstoken te blijven van opvang. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de opvangsituatie in België opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.