In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 maart 2025, wordt het beroep van eiser, een alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoeker uit Bangladesh, gegrond verklaard. Eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, met het argument dat België verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. Eiser betoogde dat hij in België geen opvang zou krijgen en op straat zou belanden, wat in strijd zou zijn met zijn mensenrechten. De rechtbank oordeelde dat de informatie in de antwoordbrief van de directeur-generaal van Fedasil van 25 november 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvangsituatie in België dan eerder was vastgesteld in eerdere uitspraken van de meervoudige kamer. De rechtbank concludeert dat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat de opvangsituatie voor deze groep asielzoekers in België is verbeterd. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.