Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
20 maart 2024;
2.Waar gaat het over?
[datum] te [plaatsnaam] Iran. Het huwelijk is ontbonden op 26 augustus 2022.
- te bepalen dat de vrouw het recht toekomt om de uit hoofde van toekomstige alimentatie voortvloeiende vordering in één keer vooraf op de man te verhalen, te betalen door de man van de opbrengst van de verkoop van de woning voor een bedrag van € 864.000;
- te bepalen dat de man een bedrag van € 87.380 aan de vrouw terugbetaalt uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking ten opzichte van de vrouw omdat de man de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voor 2 jaar en 9 maanden heeft tegengewerkt om de vrouw geen alimentatie te hoeven betalen;
- te bepalen dat de man een bedrag van € 50.555 aan de vrouw moet betalen vanwege de schulden die de vrouw heeft moeten aangaan om te voorzien in de kosten van haar levensonderhoud;
- de man te veroordelen in de werkelijke kosten van de procedure.
3.De beoordeling
zevenjaren niet boven de
€ 20.000 bruto per jaar is uitgekomen. Nog los van het feit dat de man geen gegevens over zijn inkomen in 2024 en 2025 heeft overgelegd, overtuigen deze belastingstukken de rechtbank niet.
8 november 2019 maar het zijn geen wijzigingen die de rechtbank aanleiding geven om het verzoek van de man toe te wijzen. Voor de beoordeling van de draagkracht van de man blijft namelijk ook van belang hoe zijn vermogenssituatie eruitziet. Het is daarbij aan de man om de rechtbank daar juist en volledig over voor te lichten. [12] Dat is niet wat de man doet.
15 januari 2025. Voor wat betreft de brief van [naam adviseur] geldt dat die niets vermeld over vermogen en datzelfde geldt voor de door de man overgelegde aangiften inkomstenbelasting over die jaren. In die aangiften is, ook vanaf 2022, geen melding gemaakt van de onroerende zaken van de man in Iran terwijl de man die, ook volgens zijn eigen stellingen, dus wel bezit. Dat maakt dat de aangiften van de man en de daarop gebaseerde aanslagen en inkomensverklaringen van de belastingdienst voor de rechtbank niet betrouwbaar zijn en niet kunnen dienen als bewijs dat hij geen (inkomen uit) vermogen heeft. Tot slot leest de rechtbank in het vonnis van de rechtbank van
15 januari 2025 juist een bevestiging van het gegeven dat de man vermogen in Iran heeft. In rechtsoverweging 2.6 wordt de (eind)beschikking van het hof van 5 april 2023 aangehaald en in die procedure heeft de man gesteld dat hij vermogen heeft, in de vorm van onder meer twee onroerende zaken in Iran als ook een Iraanse cheque ter waarde van 10 biljoen Iraanse rial.
4.De beslissing
samenwerking met mr. I. Timmermans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.