2.6.In de (eind)beschikking van het hof van 5 april 2023 overwoog het hof in de zaak van partijen:
8. (…). Thans zijn nog twee nevenvoorzieningen aan de orde, te weten de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime tussen partijen en de bruidsgave die de man verschuldigd is aan de vrouw.
9. Partijen zijn in hun Iraanse huwelijksakte huwelijkse voorwaarden naar Iraans recht overeengekomen, waarin het volgende is bepaald:
(A) Met voltrekking van het huwelijk stelde de vrouw als voorwaarde dat wanneer het verzoek tot de scheiding niet door haar is ingediend, en volgens de overweging van de rechtbank, de oorzaak van de scheiding niet door nakoming [het hof leest: niet-nakoming] van de echtelijke verplichtingen door de vrouw of haar immoreel gedrag is, in dit geval is de man verplicht de helft van zijn aanwinst/bezittingen of van gelijke waarde die hij gedurende hun huwelijk met haar verdiend heeft kosteloos aan haar over te dragen.
10. In de tussenbeschikking van 9 december 2020 (rov. 9-10) heeft het hof geoordeeld dat deze huwelijkse voorwaarden rechtsgeldig zijn. In de tussenbeschikking van 6 juli 2022 (rov. 19 t/m 22) heeft het hof geoordeeld dat de in deze huwelijkse voorwaarden opgenomen bepaling die een huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak van de vrouw afhankelijk stelt van de vraag of zij om echtscheiding heeft verzocht en de vraag of zij schuld heeft aan de echtscheiding door te weigeren haar huwelijkse verplichtingen na te komen of vanwege immoreel gedrag (de gewraakte bepaling), kennelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde zoals bedoeld in artikel 10:6 BW.
11. De vraag rijst welke rechtsgevolgen verbonden moeten worden aan de vaststelling dat de gewraakte bepaling kennelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Bij de beoordeling hiervan stelt het hof voorop dat uit artikel 10:6 BW volgt dat de openbare orde geen integrale afwijzing van het vreemde recht beoogt, maar alleen die onderdelen van het vreemde recht treft die onverenigbaar zijn met de openbare orde (…). Dit betekent dat het hof niet rechtstreeks kan terugvallen op de toepassing van het Nederlandse materiële huwelijksvermogensrecht, zoals door de vrouw wordt betoogd. Uit voormelde uitspraak van de Hoge Raad volgt dat aan de hand van het Iraanse huwelijksvermogensrecht moet worden bepaald in hoeverre de vrouw in dit geval een huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak kan ontlenen aan de huwelijkse voorwaarden minus het door de openbare orde getroffen gelaten onderdeel daarvan (de gewraakte bepaling). Dit vergt om een uitleg van het Iraanse huwelijksvermogensrecht. Het hof overweegt daarover als volgt.
12. Het hof heeft zich laten voorlichten over de inhoud van het Iraanse huwelijksvermogensrecht, voor zover van belang in de onderhavige zaak. Uit het IJI rapport en de expert opinion van Prof. Yassari volgt, kort gezegd en voor zover van belang, het volgende. Uitgangspunt in het Iraanse huwelijksvermogensrecht is de algehele scheiding van goederen. De - aanstaande - echtgenoten kunnen hiervan afwijken voor zover de overeengekomen huwelijkse voorwaarden niet in strijd zijn met de kern van het huwelijk (…), bijvoorbeeld het recht van de vrouw op financiële onderhoud door de man tijdens het huwelijk. In Iraanse huwelijksaktes zijn gestandaardiseerde clausules (…) opgenomen die partijen kunnen afspreken ter gelegenheid van de huwelijksvoltrekking. Met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht is dat clausule A (zie rov. 9). Het doel van deze clausule is bescherming te bieden aan de financiële belangen van de vrouw die geen schuld heeft aan de echtscheiding. Deze clausule ziet op de situatie waarin de man echtscheiding vraagt en de vrouw geen blaam treft voor het staken van de huwelijksband. De schuldvraag en de vraag wie om echtscheiding verzoekt zijn dus doorslaggevend voor de huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak van de vrouw op basis van clausule A.
13. De partijautonomie van de – aanstaande – echtgenoten op het gebied van het huwelijksvermogensrecht rijkt volgens het IJI rapport en de expert opinion (…) echter verder dan de mogelijkheid van clausule A. Het is partijen naar Iraans recht toegestaan om een geheel eigen invulling te geven aan hun huwelijkse voorwaarden, mits de kern van het huwelijk niet wordt aangetast. Partijen zijn daarbij dus niet beperkt tot de huwelijkse voorwaarden genoemd in clausule A. Deze clausule is slechts één van de mogelijkheden waarover partijen beschikken. Het is partijen uitdrukkelijk toegestaan om huwelijkse voorwaarden, anders dan clausule A, overeen te komen waarbij de schuldvraag e de vraag wie om echtscheiding verzoekt géén rol spelen. In de praktijk blijkt het zelden voor te komen dat partijen in Iran huwelijkse voorwaarden overeenkomen die afwijken van clausule A. het hof verwijst in dit verband naar de expert opinion (…).
(…).
14. Uit het voorgaande leidt het hof af dat het naar Iraans recht mogelijk is dat partijen bij huwelijkse voorwaarden afspreken dat de vrouw in geval van echtscheiding aanspraak maakt op de helft van het vermogen dat de man tijdens het huwelijk heeft opgebouwd, zonder verdere - beperkende - voorwaarden. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat de door partijen in de onderhavige zaak overeengekomen huwelijkse voorwaarden in clausule A van de huwelijksakte minus de gewraakte bepaling, naar Iraans recht rechtsgeldig zijn en in stand kunnen blijven. Wat overblijft van de huwelijkse voorwaarden na correctie door de openbare orde exceptie, laat zich derhalve naar Iraans recht zinvol toepassen. (…). Naar het oordeel van het hof komt dit resultaat het meest tegemoet aan de verwachtingen van partijen die met het afspreken van clausule A hebben willen afwijken van de algehele scheiding van goederen en de vrouw – weliswaar onder bepaalde voorwaarden – een huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak op het vermogen van de man hebben willen geven. Bovendien wordt hiermee recht gedaan aan het met de openbare orde exceptie va artikel 10:6 BW beoogde doel, namelijk geen integrale afwijzing van het vreemde recht maar alleen die onderdelen van het vreemde recht die kennelijk onverenigbaar zijn met de openbare orde.
15. Het voorgaande betekent dat de vrouw op grond van de huwelijkse voorwaarden in de huwelijksakte van partijen (clausule A) minus de gewraakte bepaling, recht heeft op de helft van (de waarde van) het vermogen van de man dat hij tijdens het huwelijk van partijen heeft opgebouwd. (…).
16. Tussen partijen bestaat discussie over de omvang van het vermogen van de man dat hij tijdens het huwelijk heeft opgebouwd. De man stelt dat zijn vermogen dat hij heeft opgebouwd tijdens het huwelijk bestaat uit twee onroerende zaken in Iran, de voormalige echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 2] en een Iraanse cheque ter waarde van tien biljoen Iraanse rial. Hij betwist de stelling van de vrouw dat hij nog meer vermogen heeft, waaronder banktegoeden in het buitenland. Verder voert de man aan dat hij ook schulden heeft uit de huwelijkse periode, waaronder een schuld van € 632.000,- aan zijn broer. Volgens de vrouw bestaat deze schuld in werkelijkheid niet en is deze slechts voor fiscale doeleinden op papier gezet.
17. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de stellingen van partijen over en weer is voor het hof in het kader van de onderhavige procedure niet vast komen te staan dat de man over meer vermogen beschikt dan hiervoor gemeld. Het hof zal in het kader van de onderhavige procedure dan ook uitgaan van het vermogen van de man zoals hiervoor in rov. 16 vermeld. Wat betreft de waarde van het vermogen overweegt het hof als volgt. Anders dan de vrouw naar voren heeft gebracht gaat het hof ervan uit dat bij het vaststellen van het vermogen van de man op grond van de huwelijkse voorwaarden van partijen naar Iraans recht, niet alleen rekening moet worden gehouden met de activa, maar ook met de passiva. De schulden die de man heeft drukken namelijk op zijn vermogen, zodat daarmee rekening moet worden gehouden voor zover deze schulden in rechte vast komen te staan.
18. Wat betreft de waardering van het vermogen van de man overweegt het hof als volgt. Ter zitting hebben partijen naar voren gebracht dat de waarde van het vermogen van de man moet worden vastgesteld per datum inschrijving van de echtscheidingsbeslissing in de registers van de burgerlijke stand, dat wil zeggen 26 augustus 2022. Gelet op de verregaande partijautonomie in het Iraanse huwelijksvermogensrecht gaat het hof ervan uit dat het partijen naar Iraans recht vrij staat om zelf een peildatum voor de waardering van het vermogen van de man overeen te komen. Dit betekent dat het hof voor de waardering de afgesproken peildatum van 26 augustus 2022 zal hanteren. Het hof overweegt voorts als volgt. Beide partijen hebben het hof onvoldoende geïnformeerd over de waarde van het vermogen van de man op voormelde peildatum. Dit betekent dat het hof geen bedrag kan vaststellen dat uit hoofde van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw toekomt, zoals zij heeft verzocht. Het hof zal dan ook volstaan met het bepalen dat de vrouw recht heeft op de helft (van de waarde) van het – in rov. 16 vermelde – vermogen van de man dat hij tijdens het huwelijk heeft opgebouwd, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met de schulden die de man heeft voor zover deze in rechte komen vast te staan.
verklaart voor recht dat partijen in hun huwelijksakte rechtsgeldig huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen in clausule A, met dien verstande dat het door de openbare orde getroffen onderdeel daarvan (de gewraakte bepaling) buiten toepassing blijft, zoals bedoeld in rov. 10 van het arrest.
verklaart voor recht dat de vrouw recht heeft op de helft van (de waarde van) het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen, zoals gespecificeerd in rov. 16-17, naar de waarde op peildatum 26 augustus 2022, waarbij rekening dient te worden gehouden met de schulden die de man heeft voor zover deze in rechte vast komen te staan;”