Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.De woning zou van haar broer zijn. Het college heeft eiseres met de brief van 20 juli 2023 gevraagd om bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de woning aan de [adres] van haar broer [naam 2] is.
Het college is in dat geval ook verplicht de ten onrechte of te veel betaalde bijstand terug te vorderen. Dat staat in artikel 58, eerste lid, van de Pw.
De waarde van perceel (€ 31.200,-) en woning (€ 60.000,-) is tezamen getaxeerd op € 91.200,-. Het college heeft de helft van de waarde van het perceel aan het vermogen van eiseres toegerekend (€ 15.600,-). Daarnaast heeft het college de totale waarde van de woning (€ 60.000,-) bij het vermogen van eiseres opgeteld. Daarmee komt het college op een vermogen van € 75.600,-.
Aan de intrekking van het recht op bijstand over de periode van 29 januari 2018 tot en met 31 juli 2023 en de terugvordering van € 89.981,25 bruto ligt ten grondslag dat met dat vastgestelde vermogen sprake was van een vermogensoverschrijding van € 67.995,-.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het college bij die vermogensvaststelling er ten onrechte vanuit is uitgegaan dat eiseres volle eigenaar was van de op het perceel gebouwde woning. Nu zij mede-eigenaar was van het perceel moet zij ook als mede-eigenaar van de woning worden aangemerkt. Haar aandeel in de woning was daarmee 50 % van € 60.000,-. Dat betekent dat het college € 30.000,- uit hoofde van mede-eigendom van de woning aan het vermogen van eiseres had moeten toerekenen en haar vermogen op € 45.600,- had moeten vaststellen. De vermogensoverschrijding zou dan op € 37.995,- zijn vastgesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat met het te hoog vaststellen van het vermogen, het college het recht op bijstand over een te lange periode heeft ingetrokken en te veel bijstand van eiseres heeft teruggevorderd. Het bestreden besluit berust daarom op een ondeugdelijke motivering.
7.3 Voor zover het beroep betrekking heeft op het toekenningsbesluit van 1 februari 2024 is het ook gegrond. Ook dat gedeelte van bestreden besluit 4 zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Zoals hiervoor in het beroep met reg.nr. SGR 24/1704 al is vastgesteld was er op 1 augustus 2023 geen sprake (meer) van een vermogensoverschrijding en had eiseres op die datum aanspraak op bijstand. Er bestond daarom geen aanleiding voor het college om eiseres pas met ingang van 19 oktober 2023 bijstand toe te kennen. Het college heeft het toekenningsbesluit van 1 februari 2024 daarom ten onrechte gehandhaafd. De rechtbank zal het college opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Proceskosten
Beslissing
- verklaart het beroep met reg. nr. SGR 23/8353, voor zover het mede betrekking heeft op de beslissing op bezwaar van 4 maart 2024 gegrond;
- vernietigt dat besluit voor zover daarbij de tijdelijke stopzetting van de betaling met ingang van 1 augustus 2023 is gehandhaafd en het recht op bijstand met ingang van die datum is ingetrokken;
- draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het beroep met reg. nr. SGR 23/8354 gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar van 11 december 2023 en bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het beroep met reg. nr. SGR 24/1704 gegrond;
- herroept het afwijzingsbesluit van 1 februari 2024 wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb;
- verklaart het beroep met reg.nr. SGR 24/2897 gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar van 2 april 2024 en verklaart, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, het bezwaar tegen het afwijzingsbesluit van 1 februari 2024 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 152,-, vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten ter hoogte van € 2.721,-.