ECLI:NL:CRVB:2024:1040
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot onroerende zaken in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 11 december 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, heeft zijn bijstand zien intrekken en terugvordering van bijstandsuitkeringen ondergaan. Dit gebeurde omdat hij niet volledig openheid van zaken heeft gegeven over onroerende zaken die hij in Turkije bezit. De Raad oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen beschikkingsmacht heeft over deze onroerende zaken, die op zijn naam geregistreerd staan. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant bij zijn aanvraag om bijstand op het inlichtingenformulier onterecht 'nee' heeft geantwoord op de vraag of hij onroerende zaken bezit. Dit heeft geleid tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat de intrekking van de bijstand rechtvaardigt. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.