Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak met zaaknummer NL23.16110 V. De zaak betreft een asielaanvraag van de opposante, die in een eerdere uitspraak van 5 augustus 2024 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend, wat de basis vormde voor de niet-ontvankelijkheid. Opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de beoordeling van het verzet heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. Opposante verwees naar eerdere uitspraken van andere zittingsplaatsen, maar de rechtbank concludeerde dat deze geen aanleiding gaven om anders te oordelen. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.