ECLI:NL:RBDHA:2025:3362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/09/664632 / HA ZA 24-331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebruiksrecht veerpont tussen bewoners en maatschap op eiland

In deze zaak gaat het om een geschil tussen bewoners van het eiland [eiland] en de maatschap [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] over het gebruik van een veerpont die eigendom is van de maatschap. Eisers, [eiser] en [eiseres], stellen dat zij recht hebben op een onopzegbaar en overdraagbaar gebruiksrecht van de veerpont, en dat de maatschap verplicht is om door te onderhandelen over de oprichting van een vereniging en het vestigen van een pandrecht op de veerpont ten behoeve van die vereniging. De rechtbank heeft op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de vorderingen van eisers zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het gebruiksrecht van eisers een persoonlijk recht betreft en geen zakelijk recht is dat aan de eigendom van de woonboerderij is gekoppeld. De rechtbank concludeert dat de maatschap niet verplicht is om de gevraagde gebruiksovereenkomsten te sluiten en dat er geen rechtsgrond bestaat voor de gevorderde vestiging van een akte. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/664632 / HA ZA 24-331
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],,
beiden te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.J.E.L. Delissen te Den Haag,
tegen

1.MAATSCHAP [gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
3 .
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
allen te [woonplaats]
gedaagden,
advocaat mr. N. Overeem te Den Haag.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser] , [eiseres] , de maatschap, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd worden. Met [eiser] c.s. en de maatschap c.s. worden eisers respectievelijk gedaagden gezamenlijk aangeduid.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over

1.1.
[eiser] c.s. bewonen een woonboerderij op het eiland [eiland] . De maatschap c.s. runnen een kaasboerderij op het eiland. Er is geen vaste brugverbinding met het vasteland, maar het eiland kan wel worden bereikt met de veerpont van de maatschap. [eiser] c.s. mogen die veerpont tegen betaling gebruiken. [eiser] c.s. zijn van mening dat de maatschap c.s. verplicht zijn om vast te leggen dat dit gebruiksrecht op de veerpont niet opzegbaar is en dat [eiser] c.s. hun gebruiksrecht kunnen overdragen aan een eventuele nieuwe eigenaar van de woonboerderij. Verder zijn [eiser] c.s. van mening dat de maatschap c.s. verplicht zijn om de onderhandelingen over de oprichting van een vereniging voort te zetten, zodat zeker wordt gesteld dat de bewoners van het eiland altijd gebruik kunnen blijven maken van de veerpont. De maatschap c.s. zijn van mening dat deze verplichtingen niet bestaan.
1.2.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank noemt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn en waarover partijen het eens zijn. Vervolgens geeft de rechtbank een samenvatting van de vorderingen van [eiser] c.s. en van de juridische argumenten die [eiser] c.s. daarvoor hebben. Daarna volgt de beoordeling van die vorderingen. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissingen op de vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 4 april 2024, met producties 1 t/m 20;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 31;
  • het tussenvonnis van 28 augustus 2024, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de akte overleggen producties van de maatschap c.s., met producties 32 en 33;
  • de e-mail van 13 januari 2025 van de maatschap c.s., met productie 34;
  • de e-mail van 20 januari 2025 van de maatschap c.s., met productie 35.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2025. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat van wat er tijdens de mondelinge behandeling is gezegd. De maatschap c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling de juiste versie van productie 9 bij conclusie van antwoord aan de rechtbank overgelegd (de “overeenkomst ter voorlopige overdracht gebruik en beheer (incl. onderhoud) veerpont [eiland] ”).
2.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] c.s. zijn sinds 2003 eigenaren van de woonboerderij aan de [eiland] [huisnummer 1] te [woonplaats] (hierna ook: de woonboerderij). [eiser] c.s. hebben de woonboerderij gekocht van de familie [naam 2] , die daar destijds een boerderij exploiteerde.
3.2.
[gedaagde 3] is sinds 2005 eigenaar van de boerderij aan de [eiland] [huisnummer 2] te [woonplaats] . [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn de maten van de maatschap, die onder de naam “ [bedrijfsnaam] ” een kaasboerderij exploiteert.
3.3.
De eigendommen van partijen liggen op het eiland [eiland] (hierna: het eiland). Het eiland is uitsluitend per vaartuig bereikbaar.
3.4.
Tot en met 15 oktober 2014 was het eiland bereikbaar met een veerpont die eigendom was van het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: Rijnland).
3.5.
In de zomer van 2014 heeft Rijnland laten weten de veerpont op korte termijn uit de vaart te zullen nemen. Een aantal bewoners van het eiland heeft zich tot Rijnland gewend om overleg te voeren over dat voornemen.
3.6.
Op 15 oktober 2014 heeft Rijnland besloten de veerpont uit de vaart te nemen en de veerpont op 20 oktober 2014 aan de ketting te leggen. Hierover zijn bewoners van het eiland (waaronder de partijen in deze zaak) in gesprek gegaan met Rijnland.
3.7.
Dit gesprek heeft ertoe geleid dat er op 21 oktober 2014 een overeenkomst tot stand is gekomen genaamd “overeenkomst ter voorlopige overdracht gebruik en beheer (incl. onderhoud) veerpont [eiland] ” (hierna: de voorlopige overdrachtsovereenkomst) tussen Rijnland en de maatschap. Daarin is onder meer bepaald dat de maatschap het gebruik, beheer en onderhoud van de veerpont overneemt voor maximaal vier weken, totdat partijen definitieve overeenstemming hebben bereikt over de condities van overname.
3.8.
Op 10 november 2014 is er een overeenkomst gesloten tussen Rijnland en de maatschap genaamd “overeenkomst inzake overdracht, eigendom, beheer en onderhoud van de roerende zaak veerpont [eiland] c. a .” (hierna: de overdrachtsovereenkomst). De overdrachtsovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
“Overwegende als volgt:
Dat Partijen en de bewoners van de [eiland] gelegen te [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] (hierna te noemen: “de Bewoners”) hebben onderhandeld over de condities van overname van het eigendom, beheer en onderhoud van onderhavige veerpont, Partijen genoegzaam bekend;
Dat Rijnland op 15 oktober 2014 heeft besloten de veerpont wegens veiligheidsrisico’s uit de vaart te nemen;
Dat bij overeenkomst d.d. 21 oktober 2014 Partijen zijn overeengekomen dat de Bewoners alsnog onder nader overeen te komen voorwaarden voor maximaal de duur van 4 weken gebruik van de veerpont mogen maken;
(…)
Dat de Bewoners er mee akkoord zijn dat de veerpont aan de maatschap zal worden overgedragen, behoudens de mogelijkheid van latere overdracht aan een nog op te richten stichting;
Dat de Maatschap gebruiksovereenkomsten inzake het gebruik van de veerpont met de Bewoners zal aangaan;
Dat dit zich vertaalt in de volgende afspraken:
(…)
1. Per datum van ondertekening van deze overeenkomst draagt Rijnland het eigendom, beheer en onderhoud van de veerpont en alles wat daarbij hoort, waaronder - maar niet beperkt tot - de bij de veerpont behorende accessoires en onderdelen; partijen verder genoegzaam bekend, in de huidige staat over aan de Maatschap. De Maatschap aanvaardt hierbij het eigendom, beheer en onderhoud van de veerpont.
(…)
9. De Maatschap neemt de verantwoordelijkheid om voor zover nodig zakelijke rechten terzake het gebruik van de veerpont te vestigen (zoals een recht van overpad of erfdienstbaarheid). Voor zover mogelijk zal Rijnland daar medewerking aan verlenen of informatie ter beschikking stellen.
10. De Maatschap is bevoegd om de rechten en plichten uit deze overeenkomst over te dragen aan een eventueel nog op te richten stichting, indien daar overeenstemming met de Bewoners over is.
11. De Maatschap zal in de met de Bewoners te sluiten gebruiksovereenkomsten bedingen dat zij zich verbinden aan de afspraken met Rijnland, in de onderhavige overeenkomst.”
3.9.
Kort daarna is de veerpont aan de maatschap overgedragen. Er zijn mondelinge overeenkomsten tot stand gekomen tussen de maatschap en de toenmalige bewoners van het eiland (waaronder [eiser] c.s.), kort gezegd inhoudende dat die bewoners tegen betaling van een vergoeding aan de maatschap gebruik mogen maken van de veerpont, waarbij de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van de bestemming van het perceel van de bewoners, te weten voor bewoning of recreatie.
3.10.
De woonboerderij ligt circa één kilometer van de aanlegplaats van de veerpont. Op grond van een erfdienstbaarheid van overpad hebben [eiser] c.s. het recht om een ontsluitingsweg op een perceel van de kaasboerderij te gebruiken om van hun woonboerderij naar de veerpont te gaan en vice versa.
3.11.
De maatschap heeft enige tijd geleden aan de bewoners, waaronder [eiser] c.s., schriftelijke gebruiksovereenkomsten aangeboden. [eiser] c.s. heeft deze gebruiksovereenkomst niet aanvaard.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I voor recht verklaart dat de eigenaren van het perceel gelegen te [eiland] [huisnummer 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] en nummer [kadestraal nummer] , bevoegd zijn om met bezoekers zelfstandig gebruik te maken van de onbemande veerpont(verbinding) over de Ade, van en naar de met een gevestigde erfdienstbaarheid van overpad te gebruiken ontsluitingsweg (met betonnen pad aansluiting gevend op de veerpont) naar hun perceel, gelegen te [woonplaats] in de [eiland] , nabij de [eiland] [huisnummer 1] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] met nummer [kadestraal nummer] , althans op door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorwaarden;
II de maatschap c.s. veroordeelt te dulden dat de eigenaren van het perceel gelegen te [eiland] [huisnummer 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] en nummer [kadestraal nummer] met hun bezoekers zelfstandig gebruik maken van de onbemande veerpont(verbinding) over de Ade, om te komen van en naar de ontsluitingsweg die toegang geeft tot naar hun perceel, gelegen te [woonplaats] in de [eiland] , nabij de [eiland] [huisnummer 1] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] met nummer [kadestraal nummer] en het omschreven gebruik van voertuigen op de veerpont toe te staan, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat de maatschap of één van de gedaagden in gebreke blijven c.q. blijft aan dit gebruik toe te staan met een maximum van € 150.000;
III de maatschap c.s. hoofdelijk verbiedt handelingen te verrichten en maatregelen te treffen, die de toegang van de eigenaren van het perceel gelegen te [eiland] [huisnummer 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] en nummer [kadestraal nummer] met hun bezoekers tot de ontsluitingsweg en hun perceel met de veerpont verhinderen of bemoeilijken op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 150.000,-;
IV voor recht te verklaren dat de maatschap verplicht is om het onder I tot en met III bepaalde woordelijk bij elke akte van vervreemding van de veerpont aan de nieuwe eigenaar op te leggen en dat de maatschap bij overtreding daarvan een direct aan [eiser] c.s. opeisbare boete verschuldigd is van € 150.000;
V de maatschap c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen zes weken na betekening van het vonnis mee te werken aan het verlijden van een akte tot het vestigen van de onder I tot en met III genoemde rechten met betrekking tot het gebruik van de veerpont en het dulden van dat gebruik tegen een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding, te betalen door de eigenaren van het perceel gelegen te [eiland] [huisnummer 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] en nummer [kadestraal nummer] en in deze akte tevens het onder IV genoemde kettingbeding op te nemen, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat de maatschap of één van gedaagden in gebreke blijft, met een maximum van € 150.000;
VI bepaalt dat, indien de maatschap c.s. in gebreke blijft aan het onder V genoemde te voldoen, het vonnis in de plaats treedt van de medewerking aan het verlijden van de onder V genoemde akte;
subsidiair:
VII voor recht verklaart dat [eiser] c.s. bevoegd zijn om met bezoekers gebruik te maken etc. (zie verder de tekst onder I);
VIII de maatschap c.s. veroordeelt te dulden dat [eiser] c.s. met hun bezoekers van [eiser] c.s. zelfstandig gebruik maken etc. (zie verder de tekst onder II);
IX de maatschap c.s. hoofdelijk verbiedt handelingen te verrichten en maatregelen te treffen, die de toegang van [eiser] c.s. tot de ontsluitingsweg etc. (zie verder de tekst onder III);
X voor recht te verklaart dat de onder VII tot en met IX genoemde rechten met betrekking tot het gebruik van de veerpont en het dulden van dat gebruik tegen een nader door uw rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeden door [eiser] c.s., door [eiser] c.s. kunnen worden overgedragen aan hun rechtsopvolgers onder algemene en bijzondere titel;
XI voor recht verklaart dat de maatschap c.s. verplicht is om het onder VII tot en met X bepaalde woordelijk bij elke akte van vervreemding van de veerpont etc. (zie verder de tekst onder IV)
;
XII de maatschap c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen zes weken na betekening van het vonnis mee te werken aan het verlijden van een akte tot het vestigen van de onder VII tot en met X genoemde rechten met betrekking tot het gebruik van de veerpont en het dulden van dat gebruik tegen een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding te betalen door [eiser] c.s. en in deze akte tevens het onder XI genoemde kettingbeding op te nemen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de maatschap c.s. of één van gedaagden in gebreke blijft, met een maximum van € 150.000;
XIII bepaalt dat, indien de maatschap in gebreke blijft aan het onder XI genoemde te voldoen, dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking aan het verlijden van de onder XI genoemde akte;
meer subsidiair:
XIV de maatschap c.s. veroordeelt tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overdrachtsovereenkomst, inhoudende dat zij verplicht is tot het sluiten van een schriftelijke gebruiksovereenkomst met [eiser] c.s. met daarin in ieder geval de navolgende bepalingen:
a ) [eiser] c.s. zijn bevoegd om met bezoekers zelfstandig gebruik te maken van de onbemande veerpont(verbinding) over de Ade, van en naar de met een gevestigde erfdienstbaarheid van overpad te gebruiken ontsluitingsweg (met betonnen pad aansluiting gevend op de veerpont) naar hun perceel, gelegen te [woonplaats] in de [eiland] , nabij de [eiland] [huisnummer 1] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , sectie [sectieletter] met nummer [kadestraal nummer] ;
b) de maatschap c.s. dienen alle handelingen na te laten die het gebruik van de onder a) genoemde onbemande veerpont(verbinding) door [eiser] c.s. en haar bezoekers verhinderen dan wel bemoeilijken;
c) de maatschap c.s. dienen alle maatregelen te treffen zodat [eiser] c.s. en zijn bezoekers de onder a) genoemde onbemande veerpont(verbinding) kunnen gebruiken;
d) de schriftelijke gebruiksovereenkomst kan niet door de maatschap c.s. opgezegd, vernietigd of ontbonden worden;
e) de schriftelijke gebruiksovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan;
f) de door [eiser] c.s. voor het gebruik aan de maatschap te betalen vergoeding bedraagt € 1.000 exclusief btw per jaar;
g) de door [eiser] c.s. voor het gebruik aan de maatschap c.s. te betalen vergoeding kan niet door de maatschap c.s. worden geïndexeerd;
h) [eiser] c.s. zijn bevoegd om de rechten voortvloeiende uit de schriftelijke gebruiksovereenkomst aan haar rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel over te dragen;
i) de maatschap c.s. zijn verplicht om de inhoud van de schriftelijke gebruiksovereenkomst bij elke akte van vervreemding van de onbemande veerpont(verbinding) aan de nieuwe eigenaar op te leggen en de maatschap c.s. zijn bij overtreding daarvan een direct aan [eiser] c.s. opeisbare boete verschuldigd van € 150.000;
primair en (meer) subsidiair:
XV de maatschap c.s. hoofdelijk gebiedt om tot voortzetting van onderhandelingen te komen en overeenstemming te bereiken over (a) de oprichting van een vereniging waarbij de eigenaren/bewoners van de percelen op het eiland als lid worden aangemerkt op basis van de concept oprichtingsakte van de vereniging [eiland] van 22 november 2019 alsmede (b) het vestigen van een pandrecht op de veerpont ten behoeve van de nog op te richten vereniging, dit met in achtneming van wat de rechtbank in goede justitie in dit vonnis vermeld althans voor de punten die volgens dit vonnis nog openstaan, op straffe van en dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 150.000;
XVI de maatschap c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het te deze zake te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
Aan deze vorderingen leggen [eiser] c.s., samengevat, ten grondslag dat zij er recht en belang bij hebben dat hun rechten ten aanzien van het gebruik van de veerpont worden veiliggesteld en dat zij zekerheid verkrijgen over de overdracht van het gebruiksrecht voor de veerpont aan hun rechtsopvolgers, in het bijzonder aan eventuele kopers van hun woonboerderij. Hiertoe beroepen zij zich op volgende rechtsgronden.
4.2.1.
De overdrachtsovereenkomst bevat een derdenbeding, inhoudende dat de maatschap zich verplicht om met de bewoners van het eiland gebruiksovereenkomsten te sluiten voor het gebruik van de veerpont. [eiser] c.s. hebben dat derdenbeding aanvaard. Hieruit volgt dat de maatschap verplicht is om een schriftelijke gebruiksovereenkomst met [eiser] c.s. te sluiten. De inhoud van deze overeenkomst moet worden ingevuld aan de hand van de bedoelingen van partijen bij de overdrachtsovereenkomst. De bedoeling was dat de bewoners ongestoord gebruik konden blijven maken van de veerpont, zoals het geval was in de periode voordat Rijnland de veerpont had overgedragen. Dat betekent (i) dat de gebruiksovereenkomst door de maatschap niet opgezegd kan worden; en (ii) dat [eiser] c.s. de gebruiksovereenkomst aan hun rechtsopvolgers onder algemene en bijzondere titel kunnen overdragen. De maatschap weigert om deze voorwaarden vast te leggen in nemen in de gebruiksovereenkomst.
4.2.2.
Met haar weigering om deze voorwaarden vast te leggen in de gebruiksovereen-komst schiet de maatschap tekort in de nakoming van haar verplichtingen jegens Rijnland onder de overdrachtsovereenkomst. Dit levert een onrechtmatige daad jegens [eiser] c.s. op. De maatschap had haar gedrag mede moeten bepalen door de belangen van [eiser] c.s. aangezien:
a. a) [eiser] c.s. tot november 2014 altijd ongestoord gebruik kon maken van de veerpont;
b) het eigendomsrecht van de veerpont onder grote tijdsdruk en dwang door Rijnland aan de maatschap is overgedragen;
c) de bewoners van het eiland (waaronder [eiser] c.s.) akkoord zijn gegaan met de overdracht onder de voorwaarde dat de maatschap een schriftelijke gebruiksovereenkomst met de bewoners van het eiland zou sluiten en overleg gevoerd zou worden over het vastleggen van de rechten en plichten van de bewoners zodanig dat zij en hun rechtsopvolgers ongestoord gebruik kunnen blijven maken, nu en in de toekomst, van de veerpont;
d) de maatschap bekend was met de belangen van [eiser] c.s.;
e) de betrokkenheid van [eiser] c.s. bij de overeenkomst ook voor de maatschap bekend was, zoals blijkt uit de tekst van de overdrachtsovereenkomst;
f) [eiser] c.s. erop mochten vertrouwen dat hun belangen zouden worden gerespecteerd. Anders hadden [eiser] c.s. nooit ingestemd met een eigendoms-overdracht van de veerpont aan de maatschap;
g) het voor de maatschap weinig bezwaarlijk was om met de belangen van [eiser] c.s. rekening te houden;
h) de aard en omvang van de schade die voor [eiser] c.s. dreigt, aanzienlijk is;
i. i) van de maatschap kon worden gevergd dat zij zich daartegen had ingedekt;
j) de maatschap geen aanbod tot schadeloosstelling heeft gedaan.
4.2.3.
De maatschap maakt ook misbruik van haar eigendomsrecht door niet mee te werken aan het schriftelijk vastleggen van de gebruiksovereenkomst met de voorwaarden zoals vermeld onder 4.2.1. Het niet meewerken heeft slechts het doel om [eiser] c.s. te schaden. [eiser] c.s. zijn afhankelijk van de veerpont; zonder veerpont is hun woonboerderij niets waard. De belangen van [eiser] c.s. wegens zwaarder dan die van de maatschap.
4.2.4.
Het niet meewerken van de maatschap aan het sluiten van een schriftelijke gebruiksovereenkomst met de onder 4.2.1 bedoelde voorwaarden is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De voorwaarden die de maatschap stelt zijn zeer onredelijk.
4.3.
De bedoeling van Rijnland, de maatschap en de bewoners van het eiland bij het sluiten van de overdrachtsoverdracht was om de rechten van de bewoners tot in lengte van jaren zeker te stellen. Daarom waren de bewoners (onder tijdsdruk) akkoord met de eigendomsoverdracht aan de maatschap, behoudens de mogelijke latere overdracht aan de nog op te richten entiteit. In aansluiting daarop hebben gesprekken plaatsgevonden over het oprichten van een vereniging. Na het oprichten daarvan zou de maatschap een pandrecht moeten vestigen op de veerpont ten behoeve van de vereniging, waarmee zeker gesteld zou worden dat de bewoners altijd gebruik zouden kunnen blijven maken van de veerpont. De maatschap weigert om hier verder aan mee te werken. De bewoners mochten echter erop vertrouwen dat de maatschap wel zou meewerken. Daarom is de maatschap verplicht door te onderhandelen en tot overeenstemming te komen over de oprichting van de vereniging op basis van de concept-oprichtingsakte van 22 november 2019 en het vestigen van een pandrecht op de veerboot ten behoeve van de vereniging, aldus nog steeds [eiser] c.s.
4.4.
De maatschap c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat de veerpont eigendom is van de maatschap. Het eigendomsrecht is allesomvattend en exclusief, zodat de maatschap in beginsel het recht heeft om te bepalen wie van de veerpont gebruik mag maken, onder welke voorwaarden dit gebeurt en hoe lang dit gebruik voortduurt. Vast staat dat [eiser] c.s. op basis van een met de maatschap gesloten mondelinge overeenkomst gebruik maken van de veerpont.
Derdenbeding?
5.2.
De kern van de stellingen van [eiser] c.s. in deze procedure is dat hun gebruiksrecht verder strekt dan wat onder 5.1 tot uitgangspunt is genomen. Volgens hen is het gebruiksrecht niet opzegbaar en overdraagbaar. Zij baseren dit standpunt allereerst op de overdrachtsovereenkomst, waarin volgens [eiser] c.s. een derdenbeding - als bedoeld in artikel 6:253 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) - is opgenomen, dat zij zouden hebben aanvaard. Hierdoor zouden [eiser] c.s. zijn toegetreden tot de overdrachtsovereenkomst.
5.3.
De maatschap c.s. stellen zich op het standpunt dat de overdrachtsovereenkomst niet een zover strekkend derdenbeding bevat. Slechts de bepaling dat de maatschap gebruiksovereenkomsten met de betrokken bewoners moet aangaan kan uitgelegd worden als een derdenbeding. Aan die verplichting heeft de maatschap met de mondelinge gebruiksovereenkomsten voldaan, aldus de maatschap c.s.
5.4.
In artikel 6:253 BW is bepaald dat een overeenkomst voor een derde het recht schept een prestatie van een van partijen te vorderen of op andere wijze jegens een van hen een beroep op de overeenkomst te doen, indien de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt. Of een derdenbeding ten gunste van [eiser] c.s. is overeengekomen en, zo ja, wat dat beding inhoudt, is een kwestie van uitleg van hetgeen partijen bij de overdrachtsovereenkomst zijn overeengekomen. Bij die uitleg zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Niet vereist is dat de oorspronkelijke partijen bewust hebben beoogd een derdenbeding tot stand te brengen. [1]
5.5.
Niet in geschil is, dat in de overdrachtsovereenkomst rekening is gehouden met de belangen van de bewoners van het eiland. Om die reden heeft Rijnland de veerpont met instemming van de bewoners overgedragen en is in de overdrachtsovereenkomst bepaald dat de maatschap gebruikersovereenkomsten met de bewoners zal sluiten. In de tekst van de overdrachtsovereenkomst is niet opgenomen dat deze gebruiksovereenkomsten onopzegbare en overdraagbare gebruiksrechten zouden moeten bevatten. Dat valt evenmin af te leiden uit de bepaling (artikel 9) dat de maatschap zo nodig zakelijke rechten terzake het gebruik van de veerpont zal vestigen (zoals een recht van overpad of erfdienstbaarheid). Onduidelijk is wat met deze bepaling precies is bedoeld, maar zij zal niet zien op de pont, aangezien daarop als roerende zaak geen recht van overpad of erfdienstbaarheid kan worden gevestigd. Bovendien is, gelet op de voorgeschiedenis, niet aannemelijk dat Rijnland (of de maatschap) heeft beoogd onopzegbare en overdraagbare gebruiksrechten voor de bewoners te bedingen: voorheen gebruikten de bewoners van het eiland de veerpont zonder dat hierover met Rijnland afspraken waren gemaakt. In die situatie hadden de bewoners dus geen zekerheid dat zij of hun rechtsopvolgers de veerpont konden blijven gebruiken. Dat risico heeft zich ook verwezenlijkt toen Rijnland in 2014 eenzijdig heeft besloten de veerpont uit de vaart te nemen. Evenmin was er in het verleden sprake van overdraagbare gebruiksrechten. Er zijn geen aanknopingspunten die steun bieden aan de veronderstelling dat de maatschap beoogde om gebruiksovereenkomsten met een verdergaande strekking te sluiten dan de gebruiksovereenkomsten die de maatschap met een aantal bewoners, waaronder [eiser] c.s., heeft gesloten. [eiser] c.s. hebben geen feiten en/of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel leiden.
5.6.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat [eiser] c.s. aan de overdrachts-overeenkomst niet het recht kunnen ontlenen op een gebruiksovereenkomst met een onopzegbaar en overdraagbaar gebruiksrecht.
Onrechtmatige daad?
5.7.
Met hetgeen hiervoor is geoordeeld, valt ook het doek voor de tweede grondslag van de vorderingen van [eiser] c.s., onrechtmatige daad, gelet op het volgende.
5.8.
Vooropgesteld wordt dat in het arrest Vleesmeesters/ALOG [2] is bepaald dat wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, het hem niet onder alle omstandigheden vrij staat de belangen te verwaarlozen die derden bij een behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen, waarbij de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling zal dienen te betrekken.
5.9.
In dit geval is er geen sprake van dat de maatschap in de behoorlijke uitvoering van de overdrachtsovereenkomst is tekortgeschoten. Hiervoor is immers geoordeeld dat de maatschap zich niet jegens Rijnland heeft verbonden om in de gebruiksovereenkomsten onopzegbare en overdraagbare gebruiksrechten aan de bewoners toe te kennen. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat de maatschap door haar uitvoering van de overdrachts-overeenkomst onrechtmatig handelt jegens [eiser] c.s.
Misbruik van recht?
5.10.
[eiser] c.s. hebben zich ook beroepen op misbruik van recht door de maatschap c.s. Artikel 3:13 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een niet-limitatieve opsomming van gevallen waarin van misbruik van bevoegdheid/recht sprake kan zijn. Een bevoegdheid/ recht kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen:
- met geen ander doel dan een ander te schaden;
- met een ander doel dan waarvoor zij is verleend;
- in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, men naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
De formulering van artikel 3:13 BW brengt mee dat bij de toepassing hiervan terughoudendheid dient te worden betracht. In de slotwoorden van artikel 3 :13 lid 2 BW (“naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen”) ligt besloten dat slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn van misbruik van bevoegdheid of misbruik van recht.
5.11.
Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van wat hiervoor is verwogen en beslist, niet voor. [eiser] c.s. kunnen op basis van de mondelinge gebruiksovereenkomst gebruik maken van de veerpont en zij doen dat ook. Bovendien is namens de maatschap ter zitting verklaard dat zij aan een rechtsopvolger van [eiser] c.s. in beginsel ook een gebruiksovereenkomst voor de veerpont zal aanbieden.
Eisen van redelijkheid en billijkheid?
5.12.
[eiser] c.s. beroepen zich verder op het bepaalde in artikel 6:2 BW. Dit wetsartikel heeft betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een schuldeiser en een schuldenaar. Hieruit volgt (lid 1) dat een schuldeiser en een schuldenaar verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat (lid 2) een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Omdat tussen de maatschap en [eiser] c.s. een mondelinge gebruiksovereenkomst van kracht is, is daarop (ook) artikel 6:248 BW van toepassing. Dat is een met artikel 6:2 BW vergelijkbare bepaling.
5.13.
In het licht van wat hiervoor onder 5.1 tot en met 5.11 is overwogen en beslist, kan niet worden geoordeeld dat de maatschap – door aan [eiser] c.s. geen schriftelijke gebruiksovereenkomst aan te bieden met een onopzegbaar en overdraagbaar gebruiksrecht – in strijd handelt met de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 BW en 6:248 BW.
Slotsom voor de vorderingen I tot en met XIV
5.14.
Hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, heeft de volgende consequenties voor de vorderingen I tot en met XIV.
De primaire vorderingen I tot en met VI
5.15.
Omdat het gebruiksrecht van [eiser] c.s. op de veerpont een persoonlijk recht betreft en dus geen zakelijk recht is (dat is verbonden aan de eigendom van de woonboerderij), moeten de vorderingen I tot en met III worden afgewezen. Deze vorderingen gaan uit van de onjuiste veronderstelling dat het gebruiksrecht van de veerpont aan het perceel van [eiser] c.s. is gekoppeld.
5.16.
Vordering IV strekt ertoe dat de maatschap c.s. wordt geboden het bepaalde onder de vorderingen I tot en met III aan een nieuwe eigenaar van de veerpont op te leggen. Daarvoor bestaat, gelet op het voorgaande, geen rechtsgrond. Het persoonlijk gebruiksrecht van [eiser] c.s. biedt daarvoor geen basis. Hetzelfde geldt voor de onder V gevorderde vestiging van een akte waarin het bepaalde onder de vorderingen I tot en met III wordt vastgelegd. Daarom is vordering VI is evenmin toewijsbaar.
De subsidiaire vorderingen VII tot en met XIII
5.17.
De vorderingen VII en VIII en IX komen bij gebrek van voldoende belang niet voor toewijzing in aanmerking. Onder de bestaande mondelinge gebruiksovereenkomst kunnen [eiser] c.s. immers met hun bezoekers gebruik maken van de veerpont. Evenmin worden zij door de maatschap c.s. beperkt in het gebruik van de ontsluitingsweg. Gesteld noch gebleken is dat een situatie dreigt waarin het gebruik van de pont of de ontsluitingsweg door [eiser] c.s. door de maatschap c.s. wordt beperkt of onmogelijk gemaakt.
5.18.
De onder X gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar omdat het gebruiksrecht van [eiser] c.s. op de veerpont een persoonlijk karakter heeft.
5.19.
Vordering XI strekt ertoe dat de maatschap wordt geboden het bepaalde onder de vorderingen VII tot en met X aan een nieuwe eigenaar van veerpont op te leggen. Daarvoor bestaat, gelet op het voorgaande, geen rechtsgrond. Dat laat onverlet dat de maatschap heeft gezegd dat zij zich bij een eventuele overdracht van de pont ervoor zullen inspannen bij die overdracht te bedingen dat ook een rechtsopvolger gebruiksovereenkomsten voor de pont met de bewoners zal aangaan.
5.20.
Voor de onder XII gevorderde vestiging van een akte waarin het bepaalde onder de vorderingen VII tot en met X wordt vastgelegd bestaat evenmin een rechtsgrond. Hetzelfde geldt voor vordering XIII.
De meer subsidiaire vordering XIV
5.21.
De meer subsidiaire vordering XIV strekt ertoe dat de maatschap c.s. worden veroordeeld om een schriftelijke gebruiksovereenkomst met [eiser] c.s. te sluiten met een bepaalde inhoud. Daarvoor bestaat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen rechtsgrond in de overdrachtsovereenkomst. Daarin is immers niet bepaald dat de gebruiksovereenkomsten schriftelijk zouden moeten worden aangegaan en evenmin is bepaald wat de inhoud van de overeenkomsten zou moeten zijn. Daarnaast is van belang dat de maatschap contractsvrijheid toekomt. Vordering XIV komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
5.22.
De rechtbank stelt vast dat de maatschap inmiddels op schrift gestelde gebruiksovereenkomsten aan [eiser] c.s. en andere bewoners heeft gestuurd. [eiser] c.s. zijn het niet eens met de inhoud van deze gebruiksovereenkomst. De maatschap heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij bereid zijn bij de precieze inhoud van de gebruiksovereenkomst rekening te houden met de individuele omstandigheden van de verschillende bewoners, zij het binnen de grenzen die door de overdrachtsovereenkomst aan de inhoud van de gebruiksovereenkomst worden gesteld. Het is aan [eiser] c.s. om daarover met de maatschap in gesprek te gaan.
De primair en (meer) subsidiaire vordering XV
5.23.
Ten slotte is nog aan de orde vordering XV, welke vordering ertoe strekt dat de maatschap c.s. wordt veroordeeld om door te onderhandelen en overeenstemming te bereiken over ( a ) de oprichting van een vereniging waarbij de eigenaren/bewoners van de percelen op het eiland als lid worden aangemerkt op basis van de concept oprichtingsakte van de vereniging [eiland] van 22 november 2019 alsmede (b) het vestigen van een pandrecht op de veerpont ten behoeve van de nog op te richten vereniging.
5.24.
De rechtbank stelt voorop dat bij afgebroken onderhandelingen als maatstaf heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken (het beginsel van de contractsvrijheid), tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Voor het aannemen van dat rechtens relevante vertrouwen moet een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf worden aangelegd. [3] De mate van vertrouwen moet worden getoetst op het moment van het afbreken van de onderhandelingen [4] . Daarbij geldt dat een eenmaal opgewekt vertrouwen kan verminderen of verdwijnen in de loop van de onderhandelingen.
5.25.
De rechtbank constateert het volgende over het verloop van de onderhandelingen. Tussen 2014 en 2020 zijn er gesprekken gevoerd tussen (adviseurs van) de maatschap c.s. en bewoners/gebruikers van onroerende zaken op het eiland over aanvankelijk het oprichten van een stichting en later het oprichten van een vereniging ten behoeve van het gebruik van de veerpont door bewoners/gebruikers van onroerende zaken op het eiland. Er zijn adviezen uitgebracht en concept-akten opgesteld, maar er is geen overeenstemming bereikt over oprichting van een stichting of vereniging. De heer [naam 1] heeft aan onder meer [eiser] c.s. meermaals het standpunt van de maatschap c.s. meegedeeld. In de brief van 31 oktober 2018 heeft [naam 1] (kennelijk naar aanleiding van een concept van 30 mei 2017 voor de oprichting van een vereniging) onder meer gewezen op de bedrijfseconomische risico’s voor de maatschap als zij zich zou verplichten om de veerpont voor langere tijd in stand te houden, terwijl de maatschap de behoefte heeft aan maximale economische vrijheid. In dit verband is ook gewezen op de exploitatiekosten die volgens de maatschap niet geheel gedekt worden door de bijdragen van de bewoners/gebruikers. Ook is aangevoerd dat de meeste bewoners tevreden zijn met de bestaande gebruiksovereen-komsten en een vereniging niet nodig vinden.
Naar aanleiding van de concepten van notaris [notaris] van 22 november 2019 (een concept-akte voor de oprichting van een vereniging en een concept-akte tot vestiging van het recht van gebruik ten behoeve van de vereniging) heeft [naam 1] in zijn e-mail van 10 januari 2020 onder meer geschreven:
“(…) de familie [familie] kan hier nooit in mee gaan. Zij willen een overeenkomst tekenen voor zo lang ze zelf het pont gebruiken voor de bedrijfsvoering. Stel dat ze zelf het pont niet meer gebruiken dan zouden ze het in stand moeten houden voor de overige bewoners. Je weet tenslotte nooit wat de toekomst brengt in deze v.w.b. vooruitgang techniek waardoor het pont niet meer nodig is.”
Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] c.s. of de andere bewoners hierop hebben gereageerd en evenmin is gebleken dat er daarna nog serieuze besprekingen over de oprichting van een stichting of vereniging zijn gevoerd. Hieruit volgt dat de onderhandelingen al in 2020 zijn stilgevallen. [eiser] c.s. hebben onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit de rechtbank kan afleiden dat zij op enig moment gerechtvaardigd hebben mogen vertrouwen op het bereiken van overeenstemming met de maatschap c.s. over de oprichting van een stichting of vereniging. De rechtbank ziet dat [eiser] c.s. daartoe door de jaren heen wel pogingen hebben ondernomen en begrijpt dat [eiser] c.s. daarbij belang hebben. De maatschap c.s. lijken zich echter consequent op het standpunt te hebben gesteld dat zij zich niet aan langdurige verplichtingen jegens een stichting of vereniging willen committeren en hebben dat standpunt ook richting [eiser] c.s. uitgedragen. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de maatschap c.s. de onderhandelingen hebben mogen afbreken. Dit leidt ertoe dat de vordering XV wordt afgewezen.
Slotsom
5.26.
De slotsom is dat alle vorderingen van [eiser] c.s. worden afgewezen.
5.27.
[eiser] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van de maatschap c.s. worden als volgt begroot:
- griffierecht: € 688
- salaris advocaat: € 1.228 (2 punten [sectieletter] € 614, volgens tarief II)
- nakosten:
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 2.094
5.28.
De gevorderde wettelijke over de proceskosten zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eiser] c.s. in proceskosten, aan de zijde van de maatschap c.s. begroot op € 2.094, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten [eiser] c.s. € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.3.
verklaart de onder 6.2 opgenomen proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025. [5]

Voetnoten

1.Zie HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9496.
2.HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069, NJ 2008/587.
3.Vgl. HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, JPO/CBB en 29 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1855, X/Shell.
4.HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2158, ABB/Staat.
5.type: 1554