ECLI:NL:RBDHA:2025:3359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
22/7796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inhouding van een percentage van de bijstandsuitkering ter aflossing van een openstaande vordering door de ISD

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD). Eiseres, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (Pw), had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de ISD om 5% van haar uitkering in te houden ter aflossing van een openstaande vordering van € 2.313,81. De ISD had de uitkering van eiseres beëindigd per 5 oktober 2021, omdat zij de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de vordering en stelde dat deze niet als fraudevordering had moeten worden aangemerkt, en dat de ISD niet bevoegd was om de inhouding door te voeren.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2025 en geconcludeerd dat de ISD terecht 5% van de uitkering van eiseres inhoudt. De rechtbank oordeelde dat de ISD op grond van de wet verplicht was om deze inhouding te doen en dat er geen ruimte was voor een belangenafweging, aangezien de oorspronkelijke vordering onherroepelijk was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van de ISD in stand blijven. Eiseres krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7796

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek,de ISD
(gemachtigde: mr. D. de Borst-Mok).

Inleiding

In het besluit van 10 februari 2021 (primair besluit 1) heeft de ISD eiseres meegedeeld dat met ingang van 1 januari 2021 de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is ingevoerd. Vanaf die datum geldt voor eiseres een beslagvrije voet van 95 % van de voor haar geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.
In het besluit van 29 oktober 2021 (primair besluit 2) heeft de ISD de uitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd met ingang van 5 oktober 2021 beëindigd. De ISD heeft eiseres ook meegedeeld dat zij nog een schuld heeft openstaan ter grootte van € 1.870,22 en dat het voor haar gereserveerde vakantiegeld ter grootte van € 158,97 op deze vordering in mindering zal worden gebracht. Er blijft nog een restantschuld over van € 1.711,25, die eiseres aan de ISD moet terugbetalen.
Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 18 oktober 2022 (bestreden besluit), waarbij de ISD de primaire besluiten 1 en 2 heeft gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres kreeg tot 5 oktober 2021 bijstand op grond van de Pw. In het besluit van 2 februari 2015 heeft de ISD het recht op bijstand over de periode van 1 november 2014 tot en met 31 december 2014 ingetrokken en van eiseres een bedrag van € 2.313,81 teruggevorderd. Deze vordering is inmiddels onherroepelijk. [1] 1.1 In primair besluit 1 heeft de ISD eiseres meegedeeld dat met ingang van 1 januari 2021 de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is ingevoerd. Voor eiseres betekent dit dat vanaf 1 maart 2021 5 % van haar uitkering wordt ingehouden voor de aflossing van openstaande schulden. In primair besluit 2 heeft de ISD de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 5 oktober 2021 beëindigd, op de grond dat zij vanaf dat moment aanspraak heeft op AOW. Het gereserveerde vakantiegeld heeft de ISD verrekend met de openstaande schuld. Deze besluiten heeft de ISD na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat de ISD in beginsel bevoegd is om 5 % op de (netto)bijstand van eiseres in te houden en daarmee de schuld die eiseres heeft aan de ISD te verrekenen. Dit is volgens de ISD in overeenstemming met artikel 475dc van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), artikel 60, vierde lid, van de Pw en artikel 7, eerste lid, van het Debiteurenbeleidsplan ISD Bollenstreek 2015 (Debiteurenbeleidsplan). Het gaat om een fraudevordering. Deze is niet meegenomen in de schuldsanering van eiseres. Eiseres dacht dat dit wel zou gebeuren, maar heeft dit niet met documenten onderbouwd aannemelijk gemaakt. De ISD heeft alle belangen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen redenen zijn om van het beleid af te wijken. Ten slotte is de ISD van mening dat het bezwaar tegen primair besluit 2 geen schorsende werking heeft en dat de gevolgen van dat besluit (onder meer het in een keer terugbetalen van de fraudevordering en de verrekening met het gereserveerde vakantiegeld) niet worden opgeschort. Eiseres wist van de fraudevordering en had redelijkerwijs kunnen weten dat bij beëindiging van de uitkering de vordering moest worden voldaan.
3. Eiseres bestrijdt dat er sprake is van een fraudevordering. Zij was destijds mantelzorger van haar ex-echtgenoot en heeft dit ook gemeld bij de ISD. De vordering van de ISD had meegenomen moeten worden in de schuldsanering, zodat ze nu schuldenvrij zou zijn geweest. Eiseres bestrijdt ook dat zij wist dat deze vordering was aangemerkt als fraudevordering en dat deze daarom niet zou worden meegenomen in de schuldsanering. Ten slotte vindt eiseres dat een belangenafweging niet in het voordeel van de ISD zou moeten uitvallen. De ISD zou daarom kunnen afwijken van de beleidsregels. Zij leeft al lange tijd onder het bestaansminimum.
4. De rechtbank stelt voorop dat het in dit geschil gaat om de incasso van een vordering uit 2015, oorspronkelijk ter grootte van € 2.313,81 bruto. De vordering op zichzelf staat onherroepelijk vast. Daar kan het in dit beroep dus niet langer over gaan.
4.1 De rechtbank beoordeelt allereerst of de ISD terecht vanaf 1 maart 2021 5 % van de uitkering van eiseres (inclusief vakantietoeslag) inhoudt ter aflossing op een vordering van oorspronkelijk € 2.313,81 bruto.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat de ISD op grond van artikel 60, vierde lid, van de Pw verplicht was om 5 % van de uitkering van eiseres (inclusief vakantietoeslag) ter aflossing op de vordering in te houden. Het toenmalige terugvorderingsbesluit berustte op artikel 58, eerste lid, van de Pw. De terugvordering was een verplichting en daarmee de invordering middels verrekening ook. Het gehanteerde percentage is in overeenstemming met artikel 275dc, eerste lid, van de Rv.
4.3 In primair besluit 2 heeft de ISD het gereserveerde vakantiegeld met de nog openstaande vordering verrekend. Na verrekening staat nog een bedrag van € 1.711,25 open. De ISD was op grond van artikel 60, vierde lid, van de Pw tot verrekening met het gereserveerde vakantiegeld verplicht. De beëindiging per 5 oktober 2021 van de bijstandsuitkering is door eiseres niet betwist en blijft hier daarom onbesproken.
4.4 De ISD heeft eiseres meegedeeld dat zij na beëindiging van haar uitkering per 5 oktober 2021 de openstaande vordering in één keer moet terugbetalen. Dat eiseres de vordering moet terugbetalen is niet nieuw, dat stond al vast. Voldoet zij het restant niet vrijwillig in één keer dan zal de ISD in moeten vorderen door middel van een dwangbevel (artikel 60, tweede lid, van de Pw). Daarbij zal de ISD dan een beslagvrije voet van 95 % hanteren. Voor wat betreft de mededeling dat de vordering bij het niet voldoen ervan in 2021 zal worden verhoogd met de daarover afgedragen loonbelasting en premies, merkt de rechtbank op dat de vordering, gezien de uitspraak van deze rechtbank genoemd in voetnoot 1, in het verleden al is gebruteerd.
4.5 Omdat het gaat om een verplichte verrekening, is er geen ruimte voor een belangenafweging. Een eventuele evenredigheidstoets is ook niet aan de orde, omdat de oorspronkelijke vordering onherroepelijk is. Het gaat in dit beroep niet langer om de vordering, maar puur om de invordering van de openstaande schuld. Dat eiseres vindt dat de vordering had moeten worden meegenomen in de schuldsanering, omdat het geen fraudevordering is, maakt dit daarom niet anders.
Conclusie en gevolgen5. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft daarom in stand.
6. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van deze rechtbank van 10 februari 2016; ECLI:NL:RBDHA:2016:1101 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 september 2017; ECLI:NL:CRVB:2017:3112.