ECLI:NL:RBDHA:2025:3261
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 30 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, is van mening dat hij een reëel risico loopt op een schending van zijn rechten indien hij naar Kroatië wordt overgedragen, en verwijst naar verschillende rapporten en uitspraken ter onderbouwing van zijn standpunt.
De rechtbank overweegt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat de minister op basis van het interstatelijke vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Kroatië de asielzoekersrechten respecteert. Eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd die een ander beeld schetst dan de informatie die al door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is meegenomen in eerdere uitspraken. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.