ECLI:NL:RBDHA:2025:3261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
NL25.4743 en NL25.4744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 30 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, is van mening dat hij een reëel risico loopt op een schending van zijn rechten indien hij naar Kroatië wordt overgedragen, en verwijst naar verschillende rapporten en uitspraken ter onderbouwing van zijn standpunt.

De rechtbank overweegt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat de minister op basis van het interstatelijke vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Kroatië de asielzoekersrechten respecteert. Eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd die een ander beeld schetst dan de informatie die al door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is meegenomen in eerdere uitspraken. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4743 en NL25.4744
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Kroatië ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 2004 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser wenst zijn eerder aangehaalde gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser is van mening dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan en kan zich niet vinden in de uitspraak van de Afdeling [2] van 9 oktober 2024 [3] . Er vinden wel pushbacks plaats in Kroatië, Dublinterugkeerders worden van het Kroatische grondgebied verwijderd zonder een asielaanvraag te kunnen indienen of tijdens hun asielprocedure en zijn niet te onderscheiden van andere asielzoekers. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de notitie van Centre for Piece Studies [4] , het arrest X [5] waaruit ook volgt dat pushbacks een systeemfout vormen, de bewaringsuitspraak van rechtbank Zwolle van 21 oktober 2024 [6] - waarin ook wordt verwezen naar het AIDA rapport [7] en een uitspraak van de Duitse rechtbank van 2023 [8] - en de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024 [9] . Eiser loopt een reëel risico op een schending van artikel 4 van het Handvest [10] en artikel 3 van het EVRM [11] . Ook zijn de opvangvoorzieningen in Kroatië ontoereikend. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het rapport van het Croatian Law Centre van 18 juli 2024 [12] en Veelgestelde Vragen over Dublinterugkeerders op VluchtWeg waarin staat dat bezetting van opvangcentra in Kroatië is toegenomen. De Kroatische rechtbanken en Ombudspersoon hebben hun zorgen hierover ook geuit. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. Ten slotte had verweerder de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar zienswijze
5. De rechtbank overweegt, dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de eerder aangehaalde gronden als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Interstatelijke vertrouwensbeginsel
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen, waaronder de Opvangrichtlijn, tegenover asielzoekers zullen nakomen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan een van deze lidstaten, in dit geval Kroatië, een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de minister ten aanzien van Kroatië uit mag gaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling van 13 september 2023 [13] en 9 oktober 2024. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat niet van deze uitspraken kan worden uitgegaan. De Afdeling heeft het arrest X, de notities van het Centre for Piece studies, het rapport van het Croatian Law Centre en het AIDA rapport bij de uitspraak van 9 oktober 2024 betrokken. Eiser heeft geen informatie over de situatie in Kroatië overgelegd die een ander beeld geeft dan de landeninformatie die de Afdeling in haar uitspraak heeft meegenomen. De Afdeling heeft in haar uitspraak toegelicht dat niet is gebleken van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Kroatië, waarvan verweerder niet onkundig kon zijn en op grond waarvan de vreemdeling niet had mogen worden overdragen aan Kroatië. De Afdeling is daarbij uitgebreid ingegaan op de door eiser genoemde pushbacks. De Afdeling heeft vervolgens geoordeeld dat de theoretische mogelijkheid dat Dublinclaimanten slachtoffer kunnen worden van pushbacks niet kan worden gelijkgesteld met een reëel risico dat dit gebeurt.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat eisers verklaringen niet zijn onderbouwd. Uit zijn verklaringen kan dan ook evenmin de conclusie worden getrokken dat Kroatië de internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser kan zich bovendien bij voorkomende problemen wenden tot de Kroatische autoriteiten.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hetgeen eiser heeft aangevoerd, geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat zijn overdracht aan Kroatië van een zodanige onevenredige hardheid getuigt waardoor verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd en zijn verklaringen zijn bovendien al betrokken in het kader van de vraag of er voor Kroatië nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Het bestreden besluit is voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [14] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie het rapport van 19 januari 2024, Dublin Regulation and its application in Croatia.
5.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, r.o. 57.
8.VG Braunschweig 8 mei 2023, ECLI:DE:VGBRAUN:2023:0508.2A269.22.00.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
12.National Report on the Asylum System 2023
14.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.