ECLI:NL:RBDHA:2025:320
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hij vreest dat Hezbollah hem in Frankrijk kan bereiken en dat de Franse autoriteiten hem niet kunnen beschermen. De rechtbank overweegt echter dat de minister er in het algemeen van uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk tekortkomingen vertoont die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet in staat is geweest om zodanige tekortkomingen aannemelijk te maken. De enkele stelling dat de Franse autoriteiten hem geen bescherming zullen bieden, is onvoldoende. Ook de argumenten over de opvangfaciliteiten in Frankrijk worden door de rechtbank niet overtuigend geacht. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in zijn specifieke geval geen toegang zal hebben tot adequate opvang. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zich met zijn zorgen tot de Franse autoriteiten kan wenden.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.