ECLI:NL:RBDHA:2025:3030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
NL24.20878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse nationaliteit en risico bij terugkeer naar Iran wegens toegedichte bekering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat hij vanwege zijn bekering tot het christendom risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft de zaak behandeld na terugverwijzing door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die eerder de uitspraak van de rechtbank had vernietigd en had bevolen dat de rechtbank opnieuw moest oordelen over de beroepsgronden van eiser.

Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 29 augustus 2017, die aanvankelijk als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Na meerdere aanvragen en uitspraken, waaronder een eerdere uitspraak van de rechtbank die in het voordeel van eiser was, heeft de minister de laatste aanvraag opnieuw afgewezen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran daadwerkelijk risico loopt op vervolging. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiser en de informatie over de situatie in Iran.

De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn activiteiten op sociale media en zijn geloofsovertuiging bekend zijn bij de Iraanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er geen systematische vervolging van terugkeerders uit het Westen plaatsvindt en dat eiser niet tot een specifieke groep behoort die risico loopt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen asiel krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20878
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en
de Minister van Asiel en Migratie1, de minister
(gemachtigde: mr. L. Verhaegh ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
2. Bij uitspraak van 22 maart 20242 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het door de minister tegen de uitspraak van deze rechtbank van 12 juli 2022 ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Afdeling heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank onder de volgende overweging3:

‘De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De rechtbank moet nog een oordeel geven over de beroepsgronden van de vreemdeling over het gestelde risico dat hij loopt bij terugkeer in Iran wegens toegedichte bekering. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.’

3. Eiser heeft bij brief van 19 april 2024 aanvullende beroepsgronden en stukken ingediend. De minister heeft daarop gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Razaghi als tolk en de gemachtigde van de minister.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
5. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

Procedureverloop

6. Eiser heeft zijn eerste asielaanvraag ingediend op 29 augustus 2017. De minister heeft deze asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, welk besluit in rechte vaststaat. Op 15 augustus 2019 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze opvolgende aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij – kort samengevat – een geloofsverdieping heeft doorgemaakt. De opvolgende aanvraag is door de minister bij besluit van 12 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling daarvan. De rechtbank Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) heeft bij uitspraak van 16 juni 2021 het beroep van eiser gegrond verklaard.4
7. Bij besluit van 29 juli 2021 heeft de minister de opvolgende aanvraag van eiser wederom niet-ontvankelijk verklaard. In de uitspraak van 6 september 20215 heeft de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Utrecht) geoordeeld dat het beroep van eiser tegen het nieuwe besluit van de minister gegrond is. Hierna heeft de minister bij besluit van 7 juni 2022 de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een inreisverbod opgelegd. De rechtbank Den Haag (zittingsplaats Utrecht) heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing bij uitspraak van 12 juli 20226 gegrond verklaard.
8. De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 12 juli 2022. De Afdeling heeft dit beroep bij uitspraak van 22 maart 2024 gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank onder de overweging dat de rechtbank alsnog een oordeel zal moeten geven over de, in de uitspraak van 12 juli 2022, onbesproken gelaten beroepsgrond van eiser dat hij vanwege zijn toegedichte bekering het risico loopt om vervolgd te worden in Iran.

Beoordeling door de rechtbank

Het standpunt van eiser
9. Eiser voert in zijn gronden van beroep aan dat zelfs wanneer zijn bekering niet geloofwaardig wordt geacht, hem in elk geval, wegens het openlijk belijden van zijn geloof, een bekering tot het christendom worden toegedicht door de Iraanse autoriteiten. Eiser kan om die reden niet naar Iran terugkeren. Eiser belijdt zijn geloof openlijk, door het bijwonen van kerkdiensten, door te evangeliseren en door het plaatsen van berichten met een christelijke inhoud op sociale media. Verder neemt eiser deel aan demonstraties tegen het Iraanse regime. Iran monitort burgers buiten Iran en het is daarom niet onwaarschijnlijk dat de Iraanse overheid op de hoogte is van de (christelijke geloofs)activiteiten van eiser. Ter onderbouwing van de monitoring door de Iraanse overheid in het buitenland verwijst eiser onder meer naar een fenomeenanalyse van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
(AIVD).7 Er is daarom een risico voor eiser bij terugkeer, gelet op zijn posts met christelijke inhoud op sociale media. Eiser wijst in dit verband ook op een uitspraak van de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Groningen) van 31 augustus 20238 waarin wordt ingegaan op het risico in verband met christelijke posts op sociale media. Eiser zal bij terugkeer in Iran worden gecontroleerd, opgehouden en ondervraagd omdat hij met behulp van een
laissez- passerterugkeert. Dit laatste levert in Iran een strafbaar feit op. Eiser zal ondervraagd worden over de redenen voor zijn verblijf in Europa/Nederland.
10. Eiser heeft bij de brief van 19 april 2024 aanvullende documenten ter onderbouwing van zijn beroepsgronden toegezonden. Eiser licht hierbij toe dat de aanvullende documenten verklaringen betreffen van (leden van) de kerk waar eiser komt. Uit deze verklaringen volgt dat eiser al jaren naar de bijeenkomsten van de kerk gaat, dat hij zijn geloof uitdraagt en daardoor moeilijkheden heeft gehad in AZC’s. Daarnaast heeft eiser foto’s en in het Farsi geschreven Instagram-posts overgelegd, met een vertaling in het Nederlands.

Het standpunt van de minister

11. De minister stelt voorop dat in rechte vaststaat dat de gestelde bekering van eiser ongeloofwaardig kan worden geacht. De minister stelt zich verder op het standpunt dat de overgelegde posts op Instagram niet direct te herleiden zijn tot eiser. De naam van eiser en de naam van het Instagramaccount zijn niet gelijk. Het Instagramaccount bevat niet de volledige naam van eiser en ook de schrijfwijze is afwijkend. Ook bevat het account geen profielfoto van eiser maar is de profielfoto een kruis. Voorts heeft het account slechts 31 volgers en worden de posts op het account geliked door een gering aantal personen. Met betrekking tot de gestelde deelname aan demonstraties tegen het regime merkt de minister op dat gesteld noch gebleken is dat de foto’s van de gestelde deelname door eiser op sociale media zijn verspreid.
12. Uit algemene landeninformatie volgt niet dat iedere terugkeerder uit het Westen ondervraagd zal worden op de luchthaven. Eiser heeft nagelaten aannemelijk te maken dat hij op de luchthaven ondervraagd zal worden. Echter niet kan worden uitgesloten dat eiser bij terugkeer op de luchthaven ondervraagd zal worden. Dat contact met de autoriteiten op de luchthaven of een ondervraging gelijk staat aan zwaarwegende problemen die vervolging of ernstige schade met zich meebrengen volgt niet uit het Ambtsbericht betreffende Iran.9 Ook blijkt uit het Ambtsbericht10 niet dat terugkerende, afgewezen asielzoekers die worden ondervraagd systematisch te maken krijgen met of te vrezen hebben voor vervolging. Doorgaans vragen de Iraanse autoriteiten op de luchthaven niet naar de geloofsovertuiging. Er is ook geen enkele aanwijzing dat eiser een bekering tot het christendom of afvalligheid wordt toegedicht en de autoriteiten dus al op de hoogte zouden zijn van zijn asielmotief. Omdat zijn bekering ongeloofwaardig is geacht, mag van eiser worden verlangd dat hij zich terughoudend opstelt en dat hij dus niet uit zichzelf verklaart over zijn asielaanvraag of over verrichte activiteiten zoals de posts op Instagram.
13. Voor zover het asielmotief al bekend zou raken tijdens een ondervraging, mag van eiser worden verwacht dat hij aangeeft dit asielmotief te hebben geveinsd om in aanmerking te komen voor een asielvergunning. Ook is niet gebleken dat eiser al in de negatieve
7 Over de grens. Statelijke inmenging in diasporagemeenschappen in Nederland, 17 oktober 2024.
9 Algemeen Ambtsbericht Iran, september 2023.
10 Algemeen Ambtsbericht Iran, september 2023, pagina 115.
aandacht staat vanwege zijn asielmotief of dat eiser zijn asielmotief online (op basis van bijvoorbeeld sociale media-activiteiten van eiser) breed is uitgemeten. Andere aanknopingspunten waarom juist eiser in de negatieve aandacht komt te staan op de luchthaven en heeft te vrezen voor vervolging, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Bovendien is het ook goed mogelijk dat er géén verdere aandacht wordt besteed aan het bekeringsmotief, zou dat al bekend zijn bij de Iraanse autoriteiten.11
In het geval van eiser is ook niet gebleken dat hij in Iran iets heeft gedaan wat niet mocht, dan wel dat hij activiteiten voort zou gaan zetten die niet mogen, als gevolg waarvan eiser een verhoogd risico zou lopen. Waarom juist eiser problemen ten deel zouden vallen als de autoriteiten al op de hoogte raken van zijn mislukte asielaanvraag, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.
14. In Informatiebericht (IB) 2023/35 (Risico bij terugkeer naar Iran voor (toegedicht) afvalligen) is er op gewezen dat miljoenen Iraanse personen jaarlijks in- en uitreizen zonder problemen. Dat er enkele (tientallen) gevallen zijn van problemen en “enkele” gevallen van arrestatie bij terugkeer, duidt er dan ook niet op dat arrestatie bij terugkeer systematisch voor komt. Dit beeld vindt bevestiging in het Ambtsbericht waaruit volgt dat het aantal terugkeerders dat problemen ondervindt bij terugkeer beperkt is.12 Eiser behoort ook niet tot enkele specifieke groepen die te maken kunnen krijgen met arrestatie.
15. De minister concludeert op basis van het voorgaande dat eiser bij terugkeer niet heeft te vrezen voor vervolging vanwege een enkele terugkeer naar Iran als afgewezen asielzoeker met een ongeloofwaardig religieus asielmotief. Een gerechtvaardigde vrees voor vervolging blijkt niet uit algemene landeninformatie, noch heeft eiser dit voor zijn individuele geval aannemelijk gemaakt. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade en dus in aanmerking dient te komen voor internationale bescherming. De “
mere possibility” van een behandeling die raakt aan vervolging of ernstige schade is daartoe onvoldoende. De toetsingsmaatstaf is bovendien niet of een risico valt uit te sluiten, maar of de vreemdeling dit risico aannemelijk heeft gemaakt.

Het oordeel van de rechtbank

16. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat posts van eiser op sociale media ter kennis van de Iraanse autoriteiten zijn gekomen. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat de posts op Instagram niet direct tot eiser zijn te herleiden en daarbij mogen wijzen op de profielfoto van een kruis en het beperkt aantal volgers van het account. Voor zover eiser eerder posts met zijn foto heeft geplaatst is ook daarvan niet gebleken of aannemelijk geworden dat deze bekend zijn bij de Iraanse autoriteiten. In dit verband heeft de minister ook niet ten onrechte verwezen naar een screening van de sociale media van eiser in mei 2022 waaruit naar voren kwam dat op zijn sociale media geen uitlatingen over het christelijk geloof vindbaar zijn. Over de gestelde deelname van eiser aan demonstraties tegen het Iraanse regime heeft eiser op de zitting zelf aangegeven dat hij geen foto’s of filmpjes daarvan heeft gepost op sociale media. Overigens is ook niet aannemelijk geworden dat de Iraanse autoriteiten daarvan op de hoogte zouden zijn en eiser daardoor in hun bijzondere belangstelling staat.
11 Algemeen Ambtsbericht Iran, september 2023, pagina 115.
12 Algemeen Ambtsbericht Iran, september 2023, pagina 117-118.
17. De minister heeft verder niet ten onrechte meegewogen dat uit algemene landeninformatie niet blijkt dat iedere terugkeerder uit het Westen ondervraagd zal worden bij terugkeer in Iran. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat een ondervraging van eiser bij terugkeer weliswaar niet kan worden uitgesloten, maar dat contact met de Iraanse autoriteiten of een ondervraging niet gelijk staat aan zwaarwegende problemen die vervolging of ernstige schade met zich meebrengen. De minister stelt terecht vast dat uit het Ambtsbericht niet volgt dat terugkerende, afgewezen asielzoekers die worden ondervraagd systematisch te maken krijgen met of te vrezen hebben voor vervolging. De minister mocht hierbij ook IB 2023/35 betrekken waaruit volgt dat jaarlijks miljoenen Iraanse personen Iran in- en uitreizen zonder problemen. Dat er in enkele (tientallen) gevallen problemen zijn en enkele arrestaties, duidt er niet op dat arrestatie bij terugkeer in Iran systematisch plaatsvindt. Dit wordt ook bevestigd in het Ambtsbericht13 waaruit volgt dat het aantal terugkeerders dat problemen ondervindt bij terugkeer beperkt is. Ten aanzien van eiser heeft de minister voorts terecht opgemerkt dat er geen aanwijzingen zijn dat hem een bekering tot het christendom of afvalligheid wordt toegedicht en/of dat de Iraanse autoriteiten hiervan op de hoogte zouden zijn. Omdat zijn bekering ongeloofwaardig is geacht, mag ook van eiser worden verlangd dat hij zich terughoudend opstelt en niet uit eigen beweging verklaart over zijn asielaanvraag of over (geloofs)activiteiten zoals onder andere posts op Instagram. Wat eiser heeft aangevoerd over zijn geloofsactiviteiten en monitoring door de Iraanse autoriteiten doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
18. Voor zover eiser heeft verwezen naar de fenomeenanalyse van de AIVD over statelijke inmenging in diasporagemeenschappen, heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat eiser niet heeft gesteld dat hij in Nederland last heeft gehad van de Iraanse autoriteiten. De rechtbank stelt vast dat de fenomeenanalyse algemeen van opzet is en niet (uitsluitend) ingaat op de rol die de Iraanse overheid in Nederland speelt.14 Hoewel bemoeienis van de Iraanse overheid met Nederland, onder meer door spionage en geweld een onderdeel van de fenomeenanalyse vormt, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat eiser (specifiek) gemonitord wordt en/of bij terugkeer in Iran risico loopt op (straf)vervolging. De enkele verwijzing naar algemene (landen)informatie zoals de fenomeenanalyse, maakt nog niet aannemelijk dat eiser een individueel risico loopt bij terugkeer naar Iran. Eiser heeft geen individuele omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat hij eerder problemen met de Iraanse autoriteiten heeft gehad en/of dat bekend is dat eiser als asielmotief heeft aangevoerd dat hij bekeerd is tot het christendom.
19. Eiser heeft nog verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 31 augustus 2023 om het risico bij terugkeer naar aanleiding van christelijke posts op sociale media te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de situatie van eiser en de situatie in de genoemde uitspraak niet vergelijkbaar zijn. De minister heeft er terecht op gewezen dat in de uitspraak van 31 augustus 2023 sprake is van een aanzienlijk groter aantal volgers (700) en dat gepost materiaal direct herleidbaar was naar de betrokkene. Daarnaast is in de genoemde uitspraak het meest recente Ambtsbericht niet meegenomen. De minister heeft
13 Algemeen Ambtsbericht Iran, september 2023, pagina 117-118.
14 Over de grens. Statelijke inmenging in diasporagemeenschappen in Nederland, 17 oktober 2024, pagina 20-24 en pagina 30.
deze feiten en omstandigheden niet ten onrechte afgezet tegen de situatie die hier aan de orde is waarin sprake is van een account met een beperkt aantal volgers en likes dat niet direct tot eiser herleidbaar is. Het account bevat verder enkel (algemene) christelijke spreuken. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser onder deze omstandigheden geen beroep doen op de uitspraak van 31 augustus 2023 om het risico bij terugkeer te onderbouwen.
20. Samengevat is de rechtbank van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser het risico op vervolging bij terugkeer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar (algemene) landeninformatie en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk problemen met de Iraanse autoriteiten heeft (gehad) of dat hem een bekering tot het christendom of afvalligheid wordt toegedicht. Ook kan op grond van (onder andere) het Ambtsbericht niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is van systematische vervolging van terugkeerders in Iran. Nu de gestelde bekering ongeloofwaardig is geacht, mag van eiser ook worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

21. De minister heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.