Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2009. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd.
2. In het besluit van 6 oktober 2025 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder acht de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De identiteit van eiser wordt door verweerder niet gevolgd. Het overgelegde paspoort van eiser in de asielprocedure in Griekenland leidt immers tot de vaststelling dat eiser meerderjarig is. De problemen met Al-Shabaab worden door verweerder ongeloofwaardig geacht. Eisers verklaringen vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. Op grond van de geloofwaardig geachte elementen komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting naar Somalië te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade.
3. In de aanvulling op het bestreden besluit heeft verweerder het standpunt met betrekking tot de geboortedatum van eiser gewijzigd. Verweerder acht de door eiser opgegeven geboortedatum van [datum] 2009 nu wel geloofwaardig. Dat eiser minderjarig was tijdens de door hem gestelde problemen met Al- Shabaab en tijdens het nader gehoor verandert het oordeel uit het voornemen en uit het bestreden besluit volgens verweerder niet. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de minderjarigheid van eiser op zichzelf niet lijdt tot een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Voorts komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). Tot slot heeft verweerder het belang van het kind meegewogen en geconcludeerd dat terugkeer naar Somalië in eisers belang is.
4. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Door verweerder wordt het standpunt dat de Werkinstructie (WI) 2024/6 ‘Geloofwaardigheidsbeoordeling’ niet in strijd is met het Unierecht en het EVRMten onrechte gehandhaafd. Eiser stelt zich op het standpunt, gelet op de argumentatie in de zienswijze, dat de WI niet voldoet en dat een onjuiste uitleg wordt gegeven aan het beginsel van het voordeel van de twijfel. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van zittingsplaats Groningen, van 8 augustus 2025.Met betrekking tot eisers problemen met Al-Shabaab stelt eiser dat verweerder rekening had moeten houden met de minderjarigheid van eiser. Verweerder is voorts ten onrechte opnieuw niet ingegaan op de informatie uit het algemeen ambtsbericht Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van april 2025 en wat daarin vermeld is over corruptie en de grote hoeveelheid valse en vervalste documenten in Somalië. Eiser herhaalt dat hij zelf het paspoort niet in handen heeft gehad en dus ook niet weet of dit het paspoort is dat gebruikt is bij de uitreis. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat de informatie uit het paspoort in strijd zou zijn met de door eiser geschetste tijdlijn en dat dit de geloofwaardigheid van het volledige asielrelaas onderuit zou halen. Verweerder kan voorts nog steeds niet uitleggen waarop gebaseerd wordt dat het ongerijmd is dat zijn vader de reis kon bekostigen. Er is daar immers geen enkele informatie over, waardoor deze tegenwerping volgens eiser een deugdelijke onderbouwing mist. Door verweerder wordt ook ten onrechte gehandhaafd dat eiser meer had moeten verklaren en dat dit van hem verwacht had mogen worden. Verweerder miskent echter dat eiser een veertienjarige jongen is voor wie in feite alles werd beslist en die niet meer weet dan wat zijn ouders met hem hebben willen delen. Volgens eiser is er geen rekening gehouden met zijn referentiekader en wat dus van hem mag worden verwacht gelet op zijn leeftijd, opleiding, cultuur en in het licht van het medisch advies. Voorts heeft verweerder ten onrechte geen reëel risico op ernstige schade aangenomen. Eiser verwijst daarbij naar informatie van VluchtelingenWerk van 1 juli 2025 ten aanzien van terugkeerders zonder netwerk. Eiser had ook in aanmerking moeten komen voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s. Er is immers geen opvang voor eiser in Somalië. Tot slot heeft eiser zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het aanvullende besluit onzorgvuldig is. Deze aanvulling is slechts enkele dagen voor de zitting bekendgemaakt, waardoor de gemachtigde van eiser dit niet met eiser heeft kunnen bespreken. Bovendien heeft eiser hier niet adequaat op kunnen reageren. Volgens eiser is deze gang van zaken in strijd met de goede procesorde.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij brief van 14 november 2025 heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser op 14 november 2025 meegedeeld dat eisers voogd van [hulpverlening] nog steeds contact heeft met eiser. Dit is door de gemachtigde van eiser en eisers voogd ter zitting bevestigd. Het precieze adres van eiser is bij de gemachtigde en bij [hulpverlening] echter niet bekend. De rechtbank stelt vast dat het contact tussen de gemachtigde en eiser nog wel aanwezig is. Gelet op de ontwikkelingen over dit onderwerp in de rechtspraak van de Afdelingen het uitgangspunt dat de rechter terughoudend moet zijn met het oordeel dat het procesbelang van een partij ontbreekt, concludeert de rechtbank dat eiser nog procesbelang heeft.
Zorgvuldigheid besluitvorming
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 14 november 2025, enkele dagen voor de behandeling van de zaak op zitting op 19 november 2025, het aanvullende besluit heeft genomen. In dit besluit heeft verweerder overwogen dat alsnog wordt uitgegaan van de minderjarige leeftijd van eiser, gelet op de WI 2025/1 en de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024.Eiser heeft echter al in zijn zienswijze van 18 september 2025 en van 2 oktober 2025 verweerder nadrukkelijk gevraagd om de minderjarige leeftijd van eiser aan te nemen, waarbij ook al is verwezen naar de WI en de uitspraak van de Afdeling. Gelet hierop en gelet op het feit dat de Afdelingsjurisprudentie op dit punt dateert van 9 oktober 2024, had bij verweerder al veel eerder bekend moeten zijn wat de consequenties hiervan zijn voor deze zaak. Door het aanvullende besluit pas enkele dagen voor de zitting te nemen heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
7. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder de tegenwerping uit het bestreden besluit, dat de door eiser geschetste tijdlijn niet overeenkomt met de uitreisstempels en het visum in het in Griekenland bekende paspoort van eiser, heeft overgenomen in de aanvulling op dit besluit. Verweerder verwijst daarbij naar de bij de Griekse autoriteiten ingewonnen informatie op grond van artikel 34 van de Dublinverordening.Dit betreft zeer summiere informatie waaruit slechts is op te maken dat eiser het paspoort heeft verstrekt aan de Griekse autoriteiten en dat eiser heeft verklaard dat zijn familie in Somalië verblijft. Op grond van deze informatie is niet uit te sluiten dat, zoals eiser vanaf zijn binnenkomst hier te lande bij herhaling heeft verklaard, de asielprocedure van eiser in Griekenland door de reisagent is gevoerd en deze namens eiser het woord heeft gevoerd en het paspoort heeft verstrekt aan de Griekse autoriteiten. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser destijds slechts veertien jaar oud was. Bovendien heeft eiser onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Somalië van april 2025 gewezen op het regelen en gebruik van valse documentenin Somalië. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om de onderliggende stukken, zoals het in Griekenland afgenomen gehoor en paspoort, op te vragen bij de Griekse autoriteiten dan wel navraag te doen bij de Griekse autoriteiten naar de authenticiteit van dit paspoort en de daarin aangebrachte stempels.
8. Aangezien de voornoemde tegenwerpingen de basis vormen voor het oordeel van verweerder dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is, is de rechtbank van oordeel dat reeds vanwege de geconstateerde onzorgvuldigheden en het motiveringsgebrek, de besluiten voor vernietiging in aanmerking komen.
9. Daar komt bij dat in het aanvullend besluit voor het eerst is getoetst of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s, gelet op de thans aangenomen minderjarige leeftijd van eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde, nu dit standpunt slechts twee werkdagen voor de behandeling ter zitting is ingenomen waardoor de gemachtigde van eiser de mogelijkheid is ontnomen dit deugdelijk met eiser te bespreken en hierop te reageren.
10. Gelet op al het voorgaande lijdt het bestreden besluit en de aanvulling daarop aan zorgvuldigheidsgebreken en een motiveringsgebrek. Het beroep van eiser is gegrond. De besluiten moeten worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten geheel in stand te laten, of om zelf in de zaak te voorzien. Het is namelijk de taak van verweerder om alsnog een deugdelijke beoordeling te maken van de asielaanvraag met inachtneming van de minderjarige leeftijd van eiser. Daarbij moet verweerder rekening houden met wat er in deze uitspraak is geoordeeld. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om opnieuw op eisers asielaanvraag te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op deze afdoeningswijze ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden.
11. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).