ECLI:NL:RBDHA:2025:2397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van familierechtelijke relatie en aanvaardbare toekomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had op 20 juni 2022 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als familie- of gezinslid van haar tante, referente. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 18 december 2023 afgewezen, en het bezwaar dat eiseres hiertegen indiende, werd op 7 november 2024 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 27 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar referente en de gemachtigde van eiseres niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet voldoende is aangetoond. Eiseres heeft weliswaar documenten overgelegd, waaronder een voogdijverklaring, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende bewijs leveren voor de gestelde relatie. De minister heeft terecht geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Sierra Leone geen aanvaardbare toekomst heeft. De rechtbank wijst erop dat de minister beoordelingsruimte heeft en dat de omstandigheden in het land van herkomst van eiseres niet zodanig zijn dat zij niet kan worden verzorgd door andere familieleden of derden.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister niet verplicht was om eiseres en referente te horen in de bezwaarfase, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48412

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,V-nummer: [nummer] ,

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 20 juni 2022 voor een mvv [1] voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam referente] (referente). Eiseres wil in Nederland bij haar gestelde tante, referente, komen wonen.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 18 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 22 januari 2025 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend met als bijlage enkele foto’s.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Referente en de gemachtigde van eiseres zijn - met voorafgaand bericht van verhindering - niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de mvv-aanvraag voor eiseres heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij legt dit hierna uit.
Familierechtelijke relatie
3. Eiseres voert aan dat referente al het mogelijk heeft gedaan om de familierechtelijke relatie aan te tonen. Het is voor referente niet op eenvoudige wijze aan te tonen dat eiseres haar nichtje is. Met de documenten die referente heeft aangeleverd, is de familierechtelijke relatie met eiseres voldoende aangetoond.
3.1.
Getoetst wordt aan de voorwaarden die gelden voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met het verblijf als familie- of gezinslid. [2] Daarbij dient eiseres bloed- of aanverwant van referente te zijn. [3] Dat wil zeggen dat referente een grootouder, broer of halfbroer, zuster of halfzuster, schoonzus of zwager, of oom of tante van het kind moet zijn.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat referente de familierechtelijke relatie tussen haar en eiseres niet heeft aangetoond met objectieve bewijstukken. Eiseres heeft weliswaar voorafgaand aan het primaire besluit een stuk van de rechtbank (met legalisatie) overgelegd, waarin staat dat referente belast is met de voogdij over eiseres. Maar de minister heeft zich hierover deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit het overgelegde document niet volgt tot welke (familierechtelijke) relatie referente staat tot eiseres. Eiseres heeft in bezwaar geen andere documenten overgelegd om de familierechtelijke relatie aan te tonen. Anders dan eiseres betoogt, hoefde de minister in bezwaar niet om aanvullende stukken te vragen. Het is in de eerste plaats aan eiseres om haar familierechtelijke relatie met eiseres aan te tonen. Daarnaast heeft de minister voorafgaand aan het primaire besluit met de brief van 15 november 2022 duidelijk uitgelegd welke bewijsstukken ontbraken. De enkele stelling in beroep dat het voor referente moeilijk is om aan bewijsstukken te komen waaruit blijkt dat eiseres haar nichtje is, maakt dit niet anders. Eiseres heeft namelijk niet nader onderbouwd waarom het lastig is om aan de benodigde bewijsstukken te komen. Ook blijkt nergens uit dat eiseres inspanningen heeft verricht om andere documenten te verkrijgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Onaanvaardbare toekomst
4. Eiseres voert aan dat zij in Sierra Leona geen aanvaardbare toekomst heeft. Zij is voor haar opvoeding en zorg (financieel) afhankelijk van referente.
4.1.
Om in aanmerking te komen voor verblijf als pleegkind bij een referent, is ook vereist dat de minderjarige vreemdeling naar het oordeel van de minister in het land van herkomst geen aanvaardbare toekomst heeft. [4] Zij neemt aan dat voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst, als sprake is van zodanige omstandigheden, dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd. [5] De minister heeft hierbij beoordelingsruimte. [6] De rechtbank moet het standpunt van de minister daarover daarom terughoudend toetsen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres in Sierra Leone geen aanvaardbare toekomst heeft. De minister heeft daarbij kunnen overwegen dat niet is aangetoond dat referente de enige is die voor eiseres kan zorgen. Verder heeft de minister mogen stellen dat de voogdijverklaring niet bewijst dat eiseres een onaanvaardbare toekomst heeft in Sierra Leone. Zij heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres inmiddels meerderjarig is en dat het minder aannemelijk is dat zij zichzelf niet zou kunnen redden wanneer de gestelde zorg van referente wegvalt. De rechtbank volgt eiseres daarbij niet in de stelling dat de minister heeft miskend dat de aanvraag is ingediend voordat eiseres meerderjarig is geworden. De minister heeft de aanvraag van eiseres namelijk niet afgewezen omdat zij tijdens de procedure meerderjarig is geworden en heeft de aanvraag inhoudelijk beoordeeld. [7] Ook heeft de minister kunnen stellen dat referente niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in lastige omstandigheden verkeert en dat er geen familieleden of derden zijn die voor haar kunnen zorgen. Dat eiseres in beroep ongedateerde foto’s heeft overgelegd, waarop referente te zien is met eiseres en haar zusje, maakt dat niet anders. Met de foto’s wordt namelijk niet onderbouwd dat, zoals eiseres stelt, referente verantwoordelijk is voor de zorg en opvoeding van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging artikel 8 van het EVRM
5. De rechtbank merkt op dat in het primaire en bestreden besluit een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [8] heeft plaatsgevonden. Op de zitting heeft de minister desgevraagd aangegeven dat gelet op de uitspraken van de Afdeling [9] een dergelijke belangenafweging niet meer hoeft plaats te vinden wanneer er, zoals in deze zaak, geen sprake is van gezins- of familieleven.
Horen in de bezwaarfase
6. Eiseres voert aan dat de minister zowel referente als eiseres had moeten horen in de bezwaarfase over de gestelde familierechtelijke relatie en de afhankelijkheidsrelatie. Daarbij verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van
9 september 2024. [10]
6.1.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 juni 2022 het toetsingskader van de hoorplicht in vreemdelingenzaken uiteengezet. [11] Kort samengevat volgt uit deze uitspraak dat het uitgangspunt is dat de minister een vreemdeling hoort in bezwaar. Van deze hoorplicht kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. [12] Hiervan is sprake als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Volgens de Werkinstructie 2022/20 van de minister kan hiervan sprake zijn als in bezwaar alleen feiten en omstandigheden worden aangevoerd die al voorafgaand aan de bezwaarprocedure afdoende zijn onderzocht en zijn meegewogen in het besluit op de aanvraag, en daarover geen nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren worden gebracht (herhaling van zetten).
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister in dit geval heeft kunnen afzien van het horen in bezwaar. Uit het primaire besluit blijkt duidelijk waarom de minister de familierechtelijke relatie niet aannemelijk heeft bevonden. In de bezwaarprocedure heeft eiseres geen andere documenten ingediend of aangevoerd dat zij bezig was nadere documenten te verkrijgen. Daarbij slaagt het beroep van eiseres op de hiervoor aangehaalde uitspraak van 9 september 2024 niet. In die zaak was het beroep eerder gegrond verklaard vanwege strijd met de hoorplicht en waren, in tegenstelling tot in deze zaak, in bezwaar documenten overgelegd. [13] Verder volgt de rechtbank eiseres niet dat zij en referente gehoord dienen te worden vanwege artikel 8 van het EVRM. In bezwaar zijn hierover namelijk geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd. De rechtbank volgt de minister dan ook in haar conclusie dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Artikel 3.28 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Zie paragraaf B7/3.7.1.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Als bedoeld in artikel 3.28, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb.
5.Paragraaf B7/3.7.1 van de Vc.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
7.Aan de hand van artikel 3.28 van het Vb en paragraaf B7/3.7.1 van de Vc.
8.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
9.Uitspraken van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1189.
12.Zie ook artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
13.Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 15 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1123.