ECLI:NL:RBDHA:2022:1123
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf voor gezinshereniging van een pleegkind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. Eiseres, een minderjarige van Sierra Leoonse nationaliteit, had een aanvraag ingediend om bij haar pleegmoeder in Nederland te verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had afgezien van het horen van eiseres in bezwaar, omdat er geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank merkte op dat de staatssecretaris in eerdere procedures slechts één van de cumulatieve afwijzingsgronden had besproken en dat eiseres niet voldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op nieuwe argumenten die in het bestreden besluit naar voren waren gebracht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht.